Column Sebieren Hassenmahomed – Aflevering 28: Annie: “Als Zelfstandig Bakker Zonder Personeel vergaarde ik mijn eigen rijkdom”

Reacties zijn gesloten

Annie, bijna tachtig jaar, vertelt graag het volgende: Ik ben het jongste kind uit de  tien van mijn ouders die allebei uit “Moeloek” afkomstig waren. Van de broers is er maar eentje over. Volgens mij zijn mijn ouders in India met mooie beloften gelokt om te emigreren. Allebei hebben ze gewerkt aan het openkappen van grote stukken oerwoud. Ook voor de eigen rijstplantage is er  veel werk verricht eer het plantklaar was. Het planten gebeurde met de hand waarvoor ze javaanse arbeiders inhuurden, ik hoefde niet naar het rijstveld, ze beschermden mij. Het oogsten ging volgens het “anani”-systeem hetgeen inhield dat slechts de rijpe aren van de plant werden weggesneden. Ze hielden ook koeien. Beide ouders gingen traditioneel gekleed en droegen zilveren sieraden, mijn vader had een balaa aan de oorlel. Op een gegeven moment heb ik de sieraden van mijn moeder bij de chinees verkocht en gouden sieraden voor haar gekocht.

De voornaam Annie heb ik van mijn vader, ik was zijn lieveling. Er is geen andere naam, ook niet in het familieboekje. Beide ouders waren lieve leuke mensen. Ik heb  nooit mee gemaakt dat ze ruzie hadden. Mijn moeder maalde de ingedrienten voor het bereiden van voedsel nog op de “siel en loorha” , dat was een stuk graniet met ronde roller van hetzelfde materiaal, zoals bijna iedereen die  in de keuken had staan. Van mijn vader moesten we pantalons aantrekken, ook zijn  schoondochters, omdat het veilige kleding was. Toen ik een keer aan mijn moeder vroeg hoeveel zout er door het eten moest, kaatste ze de vraag terug t.w.: “Als je bij je schoonfamilie bent, kom je het dan ook nog aan mij vragen?”. Ik begreep haar; ik hoorde het zelf te kunnen.

Ik ben maar tot de tweede klasse van de katholieke lagere school gegaan. Verder naar school kon niet omdat mijn broer die mij meenam, vanwege het spijbelen was afgeschreven. Op plantage reed er geen schoolbus van en naar school. Mijn broer koos voor “joka” spelen(= knikkeren) In eerste instantie mocht ik van hem niets over het spijbelen doorbrieven. Hij dreigde mij te slaan zodra ik thuis over zijn verzuim zou praten. Het spijt mij erg dat ik door zijn schuld niet heb kunnen leren. Als ik nu de gelegenheid kreeg zou ik iets in de zorg gaan doen. Het is mij bijgebleven hoe belangrijk het voor mij was dat een heftige gebeurtenis als het overlijden van mijn baby met liefde en warmte, op mij als moeder was over gebracht. Voor dit soort werk zou ik willen leren.

Toen ik negentien was ben ik getrouwd. De “Dhan Mohar” was “sewa petjies” is vijfentwintig gulden en een kwartje . “Dhan Mohar” was het bedrag dat bij het sluiten van het huwelijk was overeen gekomen door beide families, bestemd voor artikelen die de bruid misschien  in de eerste dagen voor zichzelf wilde aanschaffen. De romance begon in de bioscoop, mijn broer nam mij twee keer per week achter op de fiets mee naar de film. Een persoon gooide met pinda’s op mij, we kenden elkaar vaag uit de buurt.  Ik heb  mijn beklag gedaan zowel bij mijn moeder als bij zijn oudere broer. Van allebei kreeg ik te horen dat diegene misschien verliefd was op mij. Bij mij ging het erom wat andere aanwezigen in de bioscoop van mij zouden kunnen denken. Zijn broer de latere Barkoe, heeft het huwelijk tot stand gebracht, hij ging met mijn ouders praten. Hij had hem voor het huwelijk dringend gewaarschuwd mij nooit te mishandelen. Ik trouwde een lieve echtgenoot die op alle gebieden modern was, we kregen kinderen. Een baby van ons had drie dagen in het Ziekenhuis gelegen, toen ik er de vierde dag aankwam was het bedje leeg. De dokter heeft mij op een goede manier medegedeeld dat het kindje er niet meer was en wat het overlijden veroorzaakt had. Hij heeft mij op mijn gemak gesteld. Echter toen ik thuis het kleine kistje zag, ben ik buiten bewustzijn geraakt. Waar de baby begraven is geworden heb ik nooit geweten, niemand heeft met mij er over gepraat. Mijn broer heeft een kind van hem wel naar die baby genoemd.

Schoonouders heb ik nooit gekend, ze waren er niet meer. Een lieve schoonzus is er nog steeds. Mijn man werkte in een bedrijf, hij was  hele dagen weg. Op een gegeven moment vond hij dat ik  naar autorijles moest, omdat ik tenslotte degene was die de tijd had om met de kinderen ergens heen te gaan. Bij hem zou het document in de achterzak belanden, zei hij. Zo geschiedde ook. Nog voor ik het rijbewijs in handen had, mocht ik al van de politie rijden, ze gaven mij een papiertje. Mijn man kocht een Datsun voor mij. We gingen samen naar voetbalwedstrijden kijken. Bij die activiteit kreeg ik van hem een pet op mijn hoofd, het was altijd gezellig uitgaan met hem. Ook voor zijn kinderen is hij altijd een leuke papa geweest, de meiden hielp hij met mooie kleding aantrekken. We hebben alle kinderen zo lang mogelijk naar school gestuurd. Op zijn vijfenzestigste is hij jammer genoeg aan een hersenbloeding overleden. Ik heb hem nog een aantal dagen thuis verzorgd. Van zijn bedrijf geniet ik nog steeds goede medische voorzieningen. Mijn man is toen bij dat bedrijf beland omdat mijn vader er werkte.  Mijn vader is vijf en zeventig geworden en mama bijna zeventig. Ik ben best nieuwsgierig naar hun afkomst zoals over mijn Nanie en Nana, Adjie en Adja, Oom en tantes.

Toen mijn man nog leefde verdiende ik al geld met het maken van bloemstukken en kleding. Het in elkaar zetten van bloemstukken begon nadat ik een stukje van een bloem op een huwelijksfeest had opgeraapt en mee naar huis had genomen. Thuis heb ik de halve bloem uit elkaar gehaald en na gemaakt. Van papier heb ik een boot gevouwen, zoals we die allemaal kennen, deze vulde ik met zand. Daarna heb ik herhaald tot ik de ene mooie ruiker na de andere klaar stoomde voor verkoop. Bij de kleermakerij verliep het leerproces op dezelfde manier. Ik haalde kleding uit elkaar voor een grondpatroon, daarna ging het alleen maar beter. Alle materiaal haalde ik bij Singer aan de Gravenstraat in Paramaribo. Van mijn broer die kleermaker was, kreeg ik een naaimachine. Het mooiste wat ik gemaakt heb waren de bruidsjurken.

Van onze buurvrouw leerde ik cake bakken, we mixten met de hand, ook deze activiteit ging mij makkelijk af tot ik ook voor anderen begon te bakken. Toen  een Meneer met een kraam op de markt hoorde dat ik lekkere cake maakte, bood hij aan alles te willen afnemen wat ik bakte. Hier begon mijn bakkersbedrijf. Ik bereikte iemand met een kippenzaak die de eieren thuis bezorgde, wat overbleef verkocht ik met winst. Eens per week ging ik met de nota’s naar hem om af te rekenen.

Bij de markt had ik toestemming om mijn auto op een bepaalde plek te laten staan tot ik afgeleverd had. De jongens haalden de lading bij de auto af. Mijn zaak draaide goed, ik kocht een perceel op eigen naam via de  Notaris en betaalde netjes af. Er kwamen mannen om mijn hand  vragen, maar ik heb dat afgeslagen omdat ik een veel te leuke echtgenoot had gehad. Op iemand die maar een fractie minder leuk zou kunnen zijn, zat ik absoluut niet te wachten. Bij een volgende huwelijk kon ik immers niet weten wat mij te wachten stond. Met de feestdagen liep de bakkerij als een trein, de twee grote kinderen werden dan ook ingezet om te leveren omdat ik tenslotte thuis aan het bakken was voor de volgende bestelling. De kinderen liepen dan met stapels bankbiljetten over straat, het was toen veilig. Voor ze thuiskwamen trakteerden ze zich eerst op een bak sauto-soep in de stad.

Al gauw had ik genoeg geld bewaard, voldoende voor nog een perceel  naast. Toen ik vernam dat het te koop was heb ik mij naar het kantoor van de notaris met dezelfde voornaam als de mijne begeven. Ze ontving mij direct persoonlijk en stelde een schappelijk bedrag voor om de rest maandelijks af te lossen. Ik sprong een gat in de lucht want het zou een makkie zijn om straks de eigenaar van twee percelen naast elkaar te worden.

Op het ene perceel bouwde ik een stenen huis voor mezelf, het andere perceel met bestaande houten huis schonk ik aan  mijn getrouwde zoon en schoondochter, met toestemming van de rest van mijn kinderen waarvan een aantal in Nederland wonen. Momenteel woont een zoon en kleindochter met haar vier kinderen in bij mij, het zijn de “pernaatie’s” (=achterkleinkinderen), de kleinzoon van mijn zoon  is  ook al ter wereld gekomen; dat is de  “perpoota”.  Met de bakkerij ben ik gestopt nadat mijn zoon uit Nederland al mijn “gereedschap” en materialen had opgeruimd. Hij vond het tijd dat ik pensioen nam, toen was ik bijna zeventig. De mooiste taart heb ik voor mijn “Samdhien” gebakken (=schoonouder van mijn zoon) , ben er nog trots op!.

Annie is terecht heel trots op alles wat ze op eigen houtje heeft bereikt, dit laat ze duidelijk klinken tijdens het benoemen.. Ze heeft iedere tweede kans met beide handen aangegrepen. Nimmer heeft ze haar lot  van een ander laten afhangen, krijg ik de indruk. Misschien heeft ze onbewust geleerd uit de ervaring van haar gesneuvelde schoolloopbaan. Veel te vroeg heeft ze dan aan den lijve gevoeld dat afhankelijkheid van een ander geen zoden aan de dijk legt. Aan alle mensen die hard op zoek zijn naar een rijke partner zeg ik: “Moen , vergaar je eigen poen”.

Over haar recente situatie zegt ze: Ik geniet in de hangmat van mijn oude dag, meestal kookt mijn kleindochter,soms kook ik zelf, boodschappen worden gehaald. Autorijden lukt niet meer omdat ik last heb van tintelingen aan beide benen. Voor doktersconsulten maak ik gebruik van de taxi ook  lift  ik vaak mee met de kinderen. De Algemene Ouderdom Voorziening AOV wordt naast bezorgd, bereikbaar met de rollator. Verder heb ik zoals veel Hindostanen geen last van diabetes of een hoge bloeddruk. Reizen die ik gemaakt heb waarvan  sommige van mijn kinderen alleen maar kunnen dromen, geven mij ook een trots gevoel.