Nadat ik bericht had gekregen dat Carla er met vakantie was, heb ik te kennen gegeven dat ik haar wilde ontmoeten met de vraag of zij mij ook wilde zien. Het antwoord was ja en dat ze weleens naar mij gevraagd had. Carla is 88. Voor mij betekende het dat ik uit een nieuw boekje zou gaan lezen.
Een afspraak werd gemaakt met het volgende verhaal;
Van mijn Oma, de moeder van mijn moeder herinner ik mij dat zij op ‘Lantiegrong’, ’s Lands Bejaardentehuis woonde. Toen ze ziek werd, heeft mijn moeder haar opgehaald tot haar overlijden. Ze poetste haar tanden met tabaksblad dat voor vijf cent bij de Chinees werd gekocht of ze poetste met een halve sigaar idem voor vijf cent bij de Chinees te koop. Ik heb haar nooit zien roken. Mijn vader stikte voor haar de ‘foo-lintie-ondrobroekoe’. Dat was aan iedere zij 2 lintjes net als bij iedere dij om vast te maken, er was geen elastiek. In die tijd had iedereen een ‘Angisa’ de driehoekvormige, er zijn foto’s. Thuis droeg ze een kabai of kimono, op straat de koto. Oma had een zus en een broer. Van haar zus is bij mij bekend dat zij naar een ander district was verhuisd.
Ik ben het jongste kind van de dertien, nu ben ik de enige levende. Ze zijn allemaal boven de negentig geworden, mijn zus Dinnie die jij gekend hebt is honderdentwee geworden. Zij is twee jaar geleden heen gegaan. Ze hebben mij als kind met z’n allen verwend, ik weet dat ze mij baadden en met mij speelden. Ons erf was een eigen perceel in hartje stad, vlakbij dokter Redmond. Zij was een lieve arts, hielp ook mensen zonder geld. Ze had het altijd druk omdat ze bij alles behulpzaam was. Op de radio heb ik haar niet gehoord. Omdat ik klein was weet ik het fijne niet over haar. Volgens mij was zij het enige kind van haar ouders. Toen wij daar kwamen wonen was ik acht. Dhr Redmond, haar vader, was gepensioneerd Onderwijzer en woonde toen samen met zijn tweede vrouw, we noemden haar Moesje.
Na het lager Onderwijs heb ik de Huishoudschool bezocht om daarna voor vroedvrouw, nu heet het verloskundige, te leren. Helaas konden mijn ouders de toen harde vijf guldens niet betalen, waardoor ik mijn droom niet heb kunnen waarmaken.
Op mijn achttiende leerde ik mijn man op een feestje kennen, we spraken een paar keer met elkaar af, werden verliefd en dachten aan een toekomst samen. We wisten niet anders dan dat er getrouwd moest worden omdat ook onze ouders met elkaar waren getrouwd. Ik vertelde aan mijn moeder over hem, die op haar beurt voorstelde om hem mee naar huis te nemen. Van mama moesten ook zijn ouders komen. Nadat hij om mijn hand had gevraagd mochten we af en toe met elkaar uit. Op mijn twintigste, hij was tweeëntwintig, trouwden we. Vooral in het begin was het heel leuk met hem, hij was een rustige, nette man. De familie hield ook van hem. Nadat we zesentwintig jaar getrouwd waren en al acht kinderen hadden gekregen begon hij met gedrag dat ik niet verwacht had. Hij sloot zich aan bij die ene bekende club en begon relaties aan te knopen met andere vrouwen. Ik pikte dat gedrag niet en vroeg een scheiding aan, met een advocaat in de arm . Hij wilde geen echtscheiding, we verzoenden ons met elkaar tot ik merkte dat hij niet van plan was om zijn oude gedrag te veranderen. De tweede keer zette ik door, ik bleef in ons koophuis wonen met de kinderen en hij moest alimentatie betalen.De rechter besloot dit omdat hij degene was die vreemd was gegaan. Als hij de alimentatie niet betaalde kwam ik geld tekort. Alle acht kinderen moesten gekleed en gevoed worden. Hij hield zich niet altijd aan de gemaakte afspraak, daarom hadden we een keer in het openbaar ruzie met hem gekregen. Zijn vrouw dacht mij te kunnen kwetsen toen ik hem om iets vroeg. Mijn kinderen die erbij waren hebben haar toen duidelijk gemaakt dat, dat niet door de beugel kon. Voor je het wist waren ze allebei verdwenen.
Sinds ik geen vertrouwen meer had in mijn man was ik al begonnen met het buitenshuis werken. Bij een gezin vlakbij ging ik strijken, bij een ander ging ik op de kinderen passen. Bij mij thuis pasten de oudste kinderen op de rest. Voor ik van huis ging kookte ik en schepte het voor ze op, ieder had een eigen bord en toch presteerden ze het om ruzie te maken. Degenen die het eerst kwamen pikten soms iets uit het bordje van de ander. Van de twee werkgeefsters was er eentje aardig om mij regelmatig iets extra’s voor de kinderen mee te geven.
Ik heb ook gedurende zesentwintig jaar een vaste baan gehad als schoonmaakster, tegenwoordig heet het interieur verzorgster. Mijn kinderen zijn allen geschoold en om mij heen met uitzondering van eentje die onder vage omstandigheden is overleden. Hij woonde in het buitenland met een vrouw van daar. Plotseling uit het niets kregen we bericht dat hij was overleden. Ik was thuis in Suriname toen mijn dochter belde. Ze vertelde heel voorzichtig over een ongeluk dat hij had gekregen. Ik vroeg haar om te stoppen met haar verhaal omdat ik direct begrepen had dat hij er niet meer was. We hebben zijn vrouw uit dat verre land nooit gekend, ook na zijn overlijden hebben we haar niet aan de telefoon gekregen. Van een woordvoerder hebben we onduidelijke informatie gekregen. Met moeite is zijn lijk overgebracht naar Nederland waar we afscheid hebben genomen van een danig toegetakeld persoon omdat er ook sectie was verricht op het lichaam. Een week voor zijn overlijden was er niets aan de hand toen hij met zijn zusje getelefoneerd had. Wij hebben de situatie nooit vertrouwd en ervoor gekozen om ons erbij neer te leggen.
Wat mij op de been houdt is gebed en dagelijks een stuk uit de bijbel lezen, verder zit ik ook nog te puzzelen. Van ziekten ben ik gelukkig gevrijwaard, soms is de bloeddruk een beetje hoog, kijk maar naar mijn superslanke benen. Ik ben wat afgevallen hetgeen ik beter vind.
Grote droefenis heb ik voor het eerst ervaren toen mijn mama overleed,ze leed aan suikerziekte. Toen ze zich aan een spijker had verwond, had ze een bloedvergiftiging opgelopen waardoor ze stierf. Ik was toen dertig jaar. Ik ga regelmatig naar haar graf om het netjes te houden. Bij ons begraven we iedereen. In ons ouderlijk huis had ik ook het meeste plezier ervaren. Mijn moeder was er altijd, mijn vader werkte op Groot Chatillon bij Lepra patiënten. Hij waste zowel mannen als vrouwen in de functie van ziekenverzorger, later heeft hij er ook als kok in de keuken gewerkt. Hij vertelde dat hij werd uitgescholden door de patiënten omdat ze niet op de vroege ochtend gewassen wilden worden. In die tijd was er geen stromend water, ook geen elektriciteit. Het allermooiste was dat we met z’n allen samen met beide ouders zijn opgegroeid. We gingen ook naar de kerk en de Zondagschool. Ik herinner mij niet dat er ooit een kerk werd gebouwd, de gebouwen stonden er allemaal al. Er werd wel altijd geld opgehaald op de Zondagen, misschien voor renovatie en voor arme mensen. Toen mijn pa overleed was ik vijftig.
Mijn broers hebben nooit in de keuken gestaan of de was gedaan, ze deden andere klusjes. Mijn zonen deden wel de vaat en harkten het erf.
Een poos nadat ik gescheiden was leerde ik de leukste man kennen, mijn grote liefde. We hebben vijfenveertig jaar in harmonie samen geleefd. Hij heeft zowel mij als mijn kinderen met respect behandeld tot hij twee jaar geleden is gestorven. Ik mis hem intens. Mijn ex dacht mij in het begin te kunnen chanteren dat hij geen geld meer zou geven. Typisch dat hetgeen voor hem normaal was, niet voor mij gold bij hem. Ook besefte hij niet altijd dat zijn minderjarige kinderen afhankelijk waren van zijn zorg.
Mijn schoonmoeder had voor een witte vrouw gewerkt. De werkgeefster had haar voor de tweede wereldoorlog meegenomen naar Nederland. Na de oorlog kwam ze terug met Nederlandse manieren. De mensen vonden het ‘biegiefasie’ met name vaste regels bijvoorbeeld als de kinderen op een bepaalde tijd binnen moesten zijn. Ze kwam terug voor haar kinderen die ze hier had achter gelaten.
Ik heb heel weinig contact gehad met Hindostanen ook heb ik geen voorouders uit die groep volgens mij. De vader van mijn vader was met een Joodse vrouw getrouwd. Zijn zoon, mijn vader, trouwde een donker gekleurde vrouw.Op Zorg en Hoop was de visverkoper een Hindostaan. De melk werd door witte boeren geleverd.
Mijn tweede zoon kwam thuis met een Hindostaanse jonge vrouw uit Georgetown. Zij was helemaal thuis bij ons wat cultuur betreft. Ze ging mee naar de kerk en at alles wat wij aten. Mijn zoon is er op zijn beurt bij haar ouders ook warm ontvangen. Het was ook geen enkel probleem toen hij bij haar ouders in Guyana om haar hand ging vragen. Ze zijn daar getrouwd zonder dat hij geld of kado’s hoefde te geven. Volgens hem zou dat in Suriname bij een Hindostaan niet mogelijk zijn op die manier. Zij is nu voorganger in een kerk daar. Hij had haar in Suriname leren kennen toen er veel Guyanezen vanwege armoede naar ons waren geweken. Zij was met haar Oom in Suriname. Door de kinderen van deze zoon ben ik de grootouder van kinderen met Hindostaans bloed. Deze kleinkinderen van mij groeien op zonder enig invloed van Hindoe of Moslim hindostanen, zij bezoeken de EBG kerk en leven volgens onze normen en waarden als Creolen.
Reacties zijn gesloten.