Column Sebieren Hassenmahomed – Aflevering 43: Preweesa: De traditionele regels zijn goed

Reacties zijn gesloten

Nadat ik het verhaal van een trotse jonge man van acht jaar over zijn Oma had aangehoord stapte ik naar zijn moeder Satia met mijn verhaal over het Sarnámihuis.

De jonge man had met een ijsje in de hand spontaan en enthousiast verteld dat zijn Oma zeven en tachtig jaar oud was. Zij woonde bij hen in huis, was zelfstandig, heel aardig en ze hadden het gezellig met haar. Hij  kon ook in het Hindoestaans met haar praten.

Van Satia vernam ik dat haar moeder een plekje in haar huis had gekregen, al haar kinderen stellen het op prijs dat hun nanie voor altijd bij hen blijft. Met wat hulp van buiten en binnen lukt het haar om  Preweesa uit een tehuis te houden. Zij vindt het goed als ik langskom bij haar moeder voor verhaaltjes over vroeger, mama vindt het vast leuk, voorspelde ze.

Bij Preweesa aangekomen blijkt dat ze inderdaad bereid is om over vroeger te vertellen. Bij het tweede bezoek is ze openhartiger en heeft ook interesse voor mijn afkomst en geloof, ook de zinnen zijn langer. Ze vertelt: “ Ik ben in een groot gezin  geboren zoals adja, kaka en kakie, dada en barkiemaai, een phoewa, mijn ouders en wij de tien kinderen. Wie er de baas was weet ik niet omdat ik klein was. Dada had de macan of openlucht aanrecht lager gezet voor mij zodat ik erbij kon voor de vaat en andere werkzaamheden. Adjie heb ik nooit gezien, zij was al overleden toen ik opgroeide, die arme vrouw is op de boot van India naar Suriname overleden. Ik heb gehoord dat ze zwanger was maar weet niet of ze bij de bevalling is heen gegaan. Vroeger wisten de mensen niet veel. De ouders stuurden hun kinderen niet naar school.

Nana had altijd een hoed op. Hij en nanie hadden drie kinderen, mijn moeder, mausie en mamoe. Nana en mamoe werkten bij Bruynzeel, nana zaagde planken en mamoe deed iets anders.Er werkten veel mensen in de fabriek. Mijn moeder en mausie trouwden in hetzelfde gezin  waardoor mijn kaka tevens mijn mausa was, ik noemde hem kaka. Mijn moeder vertelde over ‘dhankattie’, de rijstoogst periode en ‘dhanlagnie’ de rijstplantperiode. Ze vertelde ook dat mausie veel te kleine handjes en te korte benen had voor het werk dat ze moest doen. Ze hadden geen schoonmoeder, wel een ‘barkie’, de echtgenote van de oudste zoon des huizes. Barkie deelde met geweld de lakens uit. Zij was ook stevig gebouwd waardoor de zussen geen kant op konden bij pakslaag. Barkie sloeg hen allebei. Nana kwam hen wel bezoeken maar hun zware leven deerde hem niet omdat in die tijd de partners voor je kinderen niet voor het oprapen waren. Mijn moeder en mausie kookten in grote zware ijzeren potten van ongeveer een halve meter hoog. Het eten moest ook nog op tijd klaar zijn nadat ze met z’n allen de hele dag op het land gewerkt hadden. Aan moederskant was de familie  licht van kleur, ik lijk op mijn vader die donker van kleur was. Ik ben een paar keer bij nanie en nana op bezoek geweest, het was ver reizen en kostte geld.

Adja  vertrok uit India met zijn vrouw  en was na haar overlijden zonder partner gebleven. Hij was een lieve man, we kregen rijpe bananen en bacoven van hem die hij als landbouwer teelde. Adja molk ook de koeien. De melkman kwam aan huis om de melk op te halen. Op zijn beurt verkocht melkman de melk huis aan huis voor de stadsmensen. Adja was altijd in een witte dhotie gekleed, hij at uit de ‘tharia’ of koperen  bord die uit India was meegenomen. Ook de andere mannen zoals dada, kaka en mijn vader kregen het eten in de ‘tharia’ opgediend. Later woonde Adja bij dada en zijn zoon Chan. Het was afwachten of de vrouw van Chan voor hem zou zorgen. Adja ging bij ons allemaal op visite maar sliep bij Chan. Verder kan ik niet veel meer over hem vertellen.

De liefde die een zoon kreeg was niet weg gelegd voor een dochter, zo was dat!. Ik heb niet mee gemaakt dat een dochter bij haar ouders erfde. De liefde voor een dochter duurde tot de tijd die ze werkte. Ik hou ook meer van mijn zoon omdat ik dat van mijn moeder en vader heb geleerd.

Mijn dochters lijden niet er onder, eentje zorgt goed voor mij.Tegenwoordig zegt mijn dochter: ‘liever had ik een dochter in plaats van een zoon’. Dat zegt zij omdat dochters vaak in het huishouden werken, jongens doen amper iets in huis. Zij ziet bij haar zusje dat haar dochter het huishouden overneemt van haar moeder als die afwezig is.

Mijn nanie was een hele goede vrouw. Zij zocht ons op en wij gingen een enkele keer naar haar. Haar kleding bestond uit rok en blouse, ze droeg zilveren sieraden en had schoenen aan. Gouden sieraden kwamen toen niet voor bij ons.  Ik weet nog hoe ze overleed, de arme vrouw; ze stopte ineens met praten. Ik heb naar de mensen geroepen dat ze niets meer zei. Er zaten meer mensen rondom haar. Na haar overlijden zijn mensen ‘s avonds komen zitten. Wij kookten niet thuis, dat deed de familie bij hun huis. Zij is na een aantal rituelen thuis, op de begraafplaats ter aarde gelegd. Natuurlijk is mijn moeder wezen begraven het was haar moeder. Ik ben niet geweest omdat het niet de gewoonte was dat meiden zonder al te hoge nood de straat op gingen.

Voor jonge vrouwen gelden vaker regels; ze mogen bijvoorbeeld niet meer trouwen als ze weduwe zijn, het is verboden. De regels kwamen van thuis en zijn goed zoals: barkoe mag zijn jongere schoonzus, zijn bhaudjie niet aanraken.

De Pandit liet hem dat beloven. Bij overtreding van die wet zou hij mogen boeten. Dat boetegeld was voor God bedoeld. We hielden ons aan regels. Mijn barkoe sprak maar sporadisch met mij. Een jongere broer van mijn man mocht vrij omgaan met mij.

Dat een vrouw het koken en intimiteit wordt verboden na een bevalling is nonsense of ‘pakhand!’. Als kind ben ik naar school gegaan tot de sardar tevens pandit mijn ouders aansprak over de nutteloosheid van scholing bij jonge vrouwen. Hij adviseerde hen dat ik thuis het huishouden moest gaan leren. Dat advies volgden mijn ouders ook prompt op. Als pandit thuis kwam werden zijn voeten gewassen, het water werd in de sloot gegooid.

Ik heb nog een beetje leren lezen. Mijn oudere zussen zijn helemaal niet naar school geweest. Naast het huishouden ging ik ook gras snijden voor de koeien. Ik ging het liefst met de boot om niet op het hoofd te hoeven sjouwen, het scheelde dan ook dat ik geen haren hoefde te wassen. Ik was wel bang voor de boma slang die veel voorkwam in de sloot. Een man was door een slang gebeten toen hij gras aan het snijden was. Ik herinner mij niet of hij het had overleefd. Onze boot werd door mijn vader en broers gebruikt om levensmiddelen van en naar de stad te vervoeren. Op plantage was er geen weg voor auto’s. Als ik naar de winkel of voor andere boodschappen van huis moest pakte ik de fiets. Mijn broers gingen ook op de fiets afgewisseld met de boot naar het werk. In de directe omgeving woonden er alleen maar Hindoestanen. De Javanen kwamen wel pinda en andere versnaperingen verkopen. Voor twee en een halve cent kreeg je pinda in een puntige papieren zak. Mijn kinderen kochten met geld dat ze van hun pa kregen.

De grote feesten waren “Ramlila” en “Tazzia”. Door een ruzie hadden Hindoe’s de Tazzia afgepakt van Moslims. Meestal hebben beide groepen goed samen geleefd met elkaar. Het is ook voorgekomen dat er met elkaar getrouwd was  omdat twee jonge mensen het met elkaar eens waren geworden.

Bij eb zwommen we in de Surinamerivier. Die vissen met grote ogen, kotais, zijn er altijd geweest. Het zijn vissen zonder schubben daarom aten wij ze niet, andere mensen hadden dat probleem niet. Het regenwater voor drinken en koken werd in bariels opgevangen. Voor het wassen hadden we twee  open waterputten die Adja had gegraven. Eentje was vlakbij huis de ander iets verder. Voor het water in de bariels kwam het BOG regelmatig langs om iets in het water te doen.

We gingen vaak naar de Mandir om naar een “katha” te luisteren, achteraf kregen we lekkere persaad. Zondags kregen we Hindiles van  Brabhans die altijd lichtgekleurd waren. In die tijd droegen alle meiden van mijn leeftijd een oorhnie, ook mijn oudere zussen. Ik vroeg ook eentje aan mijn moeder, soms waren die gekleurd meestal wit. Ik vroeg eentje omdat alle meiden van mijn leeftijd die ook droegen. Soms was er ruimte voor een spel zoals goettie of vijfsteentje dat was in de lucht gooien van de vijf stenen, daarna vier, drie, twee en een en opvangen met de achterkant vd hand tot er nul overbleef, Joka of knikkeren en “Djoel”. De laatste  was over de lijnen op de grond rennen zonder geraakt te worden door degenen die de lijntjes bewaakten. Djoel bestond uit twee teams; een team bewaakte de lijnen van de vierkanten en de ander probeerde door en terug te rennen. Lukte het heen en weer zonder geraakt te worden dan had je een ‘bana’ gemaakt.

Als mijn ouders naar de stad waren moest ik van mijn broers het huishouden overnemen, ze sloegen mij. Ze gingen er automatisch van uit dat ik de vaat diende te doen al was ik de kleinste, zelf deden ze het niet. Mijn vader deed wel werk in huis zoals vegen en rijst koken. Zijn zonen hebben dat niet overgenomen. Later mocht ik ook niet aardig met mijn man zitten knuffelen, ze stuurden mij dan om een werk te gaan doen. Als zij intiem waren met hun vrouw mocht ik niets zeggen. Alle broers hebben mij geslagen, ze speelden de baas over mij. Mijn man hielp mij wel in het huishouden. Hij lette op als ik iets op het vuur had staan.

Op school hadden wij een juf uit de eigen omgeving, ze was geen familie. Ze  schreeuwde ons, ik heb nooit pak slaag van haar gekregen. Ach, wanneer zijn ze eigenlijk lief en aardig.

Mijn moeder plantte en oogstte rijst, ook “Peesie” en “Oerdie” waren standaard gewassen net als Tomaat en andere groenten. Ze had ook een paar koeien  die ze molk, de melk werd aan een klant geleverd. Op mijn beurt had ik later ook koeien die ik  molk voor verkoop, ‘koorantie’ noemden we dat. Op een gegeven moment  deelde mijn moeder mij mede dat ik zou gaan trouwen. Ze zei; Betie je gaat trouwen. Mijn moeder noemde mij ook Elsie. Ik wilde niet trouwen omdat mijn moeder dan achterbleef met veel werk en een zieke echtgenoot. Een andere keer had ik geweigerd omdat de jongen mij niet beviel, hij was pikzwart.  Niemand was toen boos geworden. Ik hou niet van de kleur zwart, ook geen koffiemok of zwart beddengoed. Daarna kwam een jongen naar mij kijken die ik wel heel leuk vond, echter mijn vader vond dat hij een schoft was. Ik heb nog om hem gehuild omdat ik verliefd was geworden op hem. Als hij mij had opgehaald was ik met hem mee gegaan. Voor stiekem afspreken was er geen ruimte omdat behalve mijn vader ook mijn broers mij heel streng bewaakten; ze bleven altijd in de buurt. Bovendien had niemand ooit iets verteld over het bestaan van geheime ontmoetingen met geliefden. We zijn oud geworden zonder plezier op dat gebied te beleven.

Mensen kwamen naar mij kijken nadat mijn vader had bekend gemaakt dat hij op zoek was naar een partner voor zijn dochter, ‘baat tjalaais rehaa’. Mijn moeder legde mij deze keer uit dat er geen andere optie was. Er kwamen vijf personen op visite om te bespreken. Door een gaatje werd mij gewezen met welke ik zou trouwen.Het was niet belangrijk of ik ermee eens was of niet, mijn moeder nam de beslissing. Ik heb naar haar geluisterd. Er kwam geen baraat; ik ben gewoon naar de schoonfamilie vertrokken na de huwelijksplechtigheid.

Toen mijn schoonmoeder mij voor het eerst zag zei ze; ‘ze is goed’. Maar dat was slechts schijn ze was maar af en toe aardig. Voor mij was het daar droevig  ‘udas rehaa’. Ze boden mij wel eten en drinken aan meer niet. Er was toen nog een schoondochter in huis maar die was ‘taan goemaan’, ze verbeeldde zich heel wat. Het is een uitdrukking van mijn kaka. We waren allemaal van dezelfde stand en hebben nog samen op het land gewerkt. Schoonma bleef thuis om te koken en op de kinderen te passen. Na een kort verblijf bij de schoonfamilie verhuisden mijn man en ik, ik had nog geen enkel kind gekregen. Mijn echtgenoot kwam bij ons wonen. Dat hij bij ons inwoonde als schoonzoon was nooit een onderwerp van spot, verwijt of wat dan ook. Ik heb nooit iets gehoord over ‘Ghardamda’ of ‘Ghardjemaai’. We hadden grond gekregen van mijn vader om er te wonen en te verbouwen. Huizen van hout en zinken dak werden door een paar timmerlieden uit de eigen omgeving gebouwd.

De verhuizing naar een eigen huis was de beste gebeurtenis in mijn leven.

De andere kinderen van mijn ouders hadden hun eigen perceel en huis. Ik plantte en oogstte, hakte ook zelf het hout. Grote en zware stukken hout werden door mannen gesjouwd.Cassave planten was niet moeilijk, dat was een kwestie van een stok in de omgespitte grond. Na zes maanden haalde ik grote knollen eruit. Ik raspte het en gemengd met meel maakte ik ‘sada roti’ die ook net als de normale roti rond als als een bal werd in de ‘tjoelha’.

Mijn man en ik kregen een paar kinderen. Tot voor kort waren hij en ik nog bij elkaar. De tattoo op mijn onderarm heeft mijn moeder laten zetten. Er staat ‘Ram Nam’ . Mijn moeder zei; als er grote mensen bij je huis komen, letten ze op of je een tattoo hebt. Als je er geen hebt, weigeren ze om drinken van je aan te nemen. Mijn zussen hebben dezelfde als ik heb, mijn moeder volgens mij ook.

Mijn oudste zus was in de buurt getrouwd, zij was heel vlijtig kon hard werken waardoor men blij was met haar. Ik ben een paar keer op bezoek geweest bij haar schoonfamilie. Maar wanneer waren mensen wel aardig voor een schoondochter,wanneer werden ze niet gepest en mishandeld. Mijn  andere twee zussen trouwden ook vlakbij.Eenmaal getrouwd gingen dochters niet meer terug naar het ouderlijk huis als de situatie hen niet beviel.

Ik kan je wel vertellen dat er veel spoken waren op  onze plantage, eentje was met mijn Phoewa in het water gesprongen met de dood tot gevolg. We hadden maar een Phoewa, zij was piepjong  en nog niet getrouwd. Bijna iedereen was bezeten. De moeder van Harrilall was gek geworden nadat haar man was overleden; ze rende achter ons aan als wij naar de winkel gingen. Die vrouw was ouder dan mijn moeder, ik was ongeveer zes jaar mijn zusje vier. Mijn moeder had een ‘djantar’ voor mij laten maken waardoor ik nooit heb gespookt. Als Sanatan hadden we meer ‘djantar en mantar’ het kostte geld maar ook veel spullen die aangedragen moesten worden voor de vele rituelen.

‘Bojo burhya’ verkocht de lekkerste bojo of cassave cake, zij maakte het vaak waardoor ze precies wist welke ingedrienten erin hoorden. Als we haar zagen aankomen riepen we onze moeder om te kopen. De oude vrouw bleef ook een beetje bij ons zitten. Onze moeder maakte ook lekkers zoals Goodjhya of cocospastei, Laddoe of mierzoete balletjes van cocos  en Goelgoella of oliebollen. De cocosnootbomen staan er nog. Met ‘Nauratan’ deed onze moeder thuis de puja, wij zeiden na wat zij riep en met diwali stak ze lichtjes aan. Dezelfde ‘Bojo burhya’ bracht de dia’s die ze bij de kohar of pottenbakker kocht. Ik denk niet dat hij tijd had om potten en vazen te bakken, hij maakte volgens mij alleen maar dia’s.

Als ik weer zou mogen kiezen zou ik niet trouwen, warom zou ik!.  Sommige echtgenoten waren goed anderen waren ‘takroe’, echt slecht. Ik zou naar school gaan en arts worden.

Als mijn man mij mishandelde stonden anderen toe te kijken, ze waren geen haar beter. Mannen sloegen hun vrouw uit arrogantie of als er te weinig of teveel zout door het eten zat en als ze vonden dat het eten amper smaakte. Zelf kookten ze nooit!.  Als de kinderen op zulke momenten gilden werden ze ook geslagen vanwege dat onnodige huilen volgens hen. Vrouwen sloegen niet terug omdat ze het niet zouden kunnen winnen.

Ik ben wel een keer naar de Politie gestapt voor aangifte tegen mijn man vanwege mishandeling. De politie heeft hem toen thuis opgehaald en een een paar dagen vastgehouden. Hij mocht naar huis onder voorwaarde dat hij zijn handen thuis zou houden, dat deed hij niet. De agent had gedreigd dat hij hem bij een volgende keer heel lang zou vasthouden, hij zou niet naar huis mogen. Zijn loon haalde ik zelf op bij zijn werkgever, ik was niet de enige vrouw die dat deed. Hij werd niet boos integendeel informeerde hij of ik het geld had ontvangen. Omdat hij bleef mishandelen zijn wij gescheiden.

Omdat een jonge vrouw niet altijd bij haar ouders hoorde te blijven wonen werd ik voor een tweede keer aan een man gekoppeld. Met mijn tweede man  kreeg ik ook een paar kinderen. Hij had een buitenvrouw. Als hij bij haar geweest was kwam hij boos terug, verweet mij dat ik was weg gegaan bij mijn eerste man en dreigde mij behoorlijk af te straffen zodra ik hem hetzelfde zou aandoen. We zijn bij elkaar gebleven tot hij overleed. De naunie of thuiszorg  heeft toen de sindhur bij mij weg gewassen.

Toen ik hoorde dat de vader van mijn oudste kinderen ziek was in Suriname heb ik voor hem betaald. Ik heb hem in Nederland opgevangen tot het goed met hem ging. Denk niet dat hij een dag langer dan nodig bij mij is gebleven. Hij wees mij voor de tweede keer af.

Nadat hij vertrokken was heb ik de leukste man leren kennen. Met hem heb ik de wereld afgereisd zoals naar Curaçao voor mijn rijbewijs. Ik wist van mijn  zus dat je naar een rijschool kon voor het leren. Mijn dochter heeft hetzelfde gedaan nadat ze twee keer in Nederland was gezakt.  Mijn leuke man was zo aardig om de reiskosten voor haar te betalen. Ik reed overal naar toe met mijn eigen auto zoals naar Den Bosch bij mijn Zoon. In die tijd heb ik kleding verkocht die ik overal vandaan haalde ook uit India en Amerika.

Tijdens een vakantie in Suriname bood een arme vrouw mij haar zoontje aan, ze had nog een aantal kinderen. Ik accepteerde het kind, liet het erkennen en reisde terug met hem. Nu is ook hij mijn rechterhand naast mijn dochter waar ik woon. Als ik weer geboren word wil ik weer een vrouw zijn omdat mannen het zwaar hebben. Vrouwen hebben het  binnenshuis makkelijker met het huishouden en de kinderen. Mannen gaan soms ver van huis om hard te werken in regen en ellende.

Mijn vader had een rijstpelmolen, de enige in de buurt, mijn kaka exploiteerde het. De mensen betaalden niet met geld maar gaven rijst nadat ze gepeld hadden. Op die manier hadden we genoeg rijst voor eigen gebruik. Zelf werkte mijn vader bij de overheid, hij hakte bomen om.  Ik weet niet wat voor bomen dat waren. Hij bracht alle geld  naar huis, ik kreeg ook  geld van hem waarmee ik haarspelden, make up en andere kleine dingen kocht. Helaas is mijn vader jong gestorven. Mijn moeder is nooit hertrouwd omdat het niet de gewoonte was. Ik vind ook deze regel wel goed. Pa sloeg mijn moeder ook wel, waar moest zij heen met al haar kinderen. Het mishandelen van hun vrouw stopte zodra de zonen groot genoeg werden om hun vader aan te pakken.

Voor haar dochters was mijn moeder soms een heks; ze verdeelde het lekkerste eten met haar zoons waardoor er soms niets overbleef als wij na het werk op het land thuis kwamen. Mijn oudste zus vroeg dan toestemming aan onze vader om een beetje rijst te mogen koken. We hebben vaak met een lege maag gewerkt.

Als ik aan mijn plantage denk dan schieten mij als eerste de bomen binnen zoals de Cocosnootbomen de Amandelboom, de Manjaboom en de Mandarijnboom. Van de droge of rijpe cocos kookten we olie, het werd geraspt, de sap uitgeperst en onder constant roeren gekookt tot er olie overbleef. Met de olie werd gekookt maar ook smeerden we ons lichaam en haren ermee in en het ging door de ‘tjokha’ dat is gegrilde of geroosterde tot moes gestampte, flink gekruide gewassen zoals tomaat, aubergine en oker. De vis tjokha vond ik het lekkerst. Eerst werd de vis in de tjoelha boven de gloeiende houtskool geroosterd tot het bruin werd daarna werd alleen het vlees met olie en kruiden gestampt, de bokking kwam al geroosterd of gestoomd uit de winkel.

Het enige dat we stiekem deden was spelen. Later gingen we naar de film, in Luxor of Lexora, die  op plantage werd gedraaid. We gingen in groepen. De mannen ontmoetten daar hun buitenvrouwen die ze erop nahielden. Mijn vader had wel een buitenvrouw daarom sloeg hij mijn moeder soms. Ik ken een gezin met twee vrouwen bij een man, het ging er vredig toe. Ach de dronkaards dachten dat ze goed bezig waren, na twee shots waren ze al bedwelmd.

Ik heb al mijn kinderen naar school gestuurd. Toen ze allemaal in Nederland zaten, ben ik ook gekomen. Als ze nu terug gingen en een mooi huis op plantage bouwden, ging ik niet mee, hoe dan!.

Voor mij is het tijd voor een ‘ander’ huis.