Al enkele decennia is Nederland in november en in de eerste week van december in de ban van het herfstvirus. Hiermee bedoel ik niet de griep die ieder jaar in de herfst de kop op steekt maar het identiteitsvirus: het sinterklaasfeest en meer specifiek de discussie rond Zwarte Piet. Met de verhitte discussies rond Zwarte Piet lijkt Nederland in november en in de eerste week van december in een permanente staat van overspannenheid te verkeren. Van Rinus Michels, oud-trainer van Ajax, is de uitspraak voetbal is oorlog; tegenwoordig geldt dat voor Sinterklaas. Veel steden in Nederland worden op de dag van de Sinterklaasintocht omgebouwd tot een onneembare politievesting om de nationale intocht van Sinterklaas ordelijk te laten verlopen.
De verhitte discussie heeft feitelijk alles te maken met de Nederlandse identiteit. Voorstanders van Zwarte Piet zien hem als een Nederlandse traditie en daarmee onderdeel van de Nederlandse identiteit. Een pleidooi voor afschaffing betekent in hun optiek daarmee een aanslag op de Nederlandse identiteit. Tegenstanders van Zwarte Piet daarentegen beschouwen deze personage als een uiting van racisme.
Ik moet terugdenken aan een opmerking van een (autochtone) Nederlandse kennis die mij vertelde dat toen zij in de Verenigde Staten was en de Nederlandse traditie van Sinterklaas en Zwarte Piet aan een (blanke) Amerikaanse collega vertelde laatstgenoemde met verbazing reageerde met de opmerking: ‘And you get away with it!’. De opmerking van de Amerikaan in kwestie verbaast mij niet gelet op de belaste relatie tussen blank en zwart in dat land. Anno 2019 moeten we helaas we stellen: ‘Yes, in the Netherlands we still get away with it’.
Dat Zwarte Piet langzamerhand zijn langste tijd heeft gehad spreekt voor zich: het is stereotyperend, beledigend en racistisch naar personen met een zwarte huidskleur. Welke zwarte persoon heeft niet weleens van autochtone Nederlanders de als ‘grappig’ bedoelde opmerking gehoord als Sinterklaas arriveerde: ’Jij hoeft je zeker niet te schminken, hahaha’. Of als Sint vertrokken is:‘Je hebt je zeker verslapen, want de stoomboot is al vertrokken, hahaha’, je kunt wel tegen een grapje hè?’.
Ik wil voorop stellen dat ik heilig geloof in de kracht van de rede, want als het gesprek stokt dan eindigt ook de dialoog en als er geen dialoog meer mogelijk is dan geven we ruimbaan aan radicalen en extremisten die de discussie kapen.
Als mij weleens gevraagd wordt wat ik vind van het ‘gedoe’ rond Zwarte Piet dan geef ik in de regel niet direct antwoord op deze vraag, maar stel vervolgens de retorische vraag: ‘Stel dat Zwarte Piet een vrouwspersoon was geweest die ik blonde Mien noem. Haar gedrag als ‘hulpje’ of ‘knecht’ van Sinterklaas verschilt nauwelijks met dat van Zwarte Piet: onderdanig, oenig, koddig en slecht Nederlands sprekend. Hoe denk je dan dat de meerderheid van de vrouwen in Nederland zou reageren op de representatie van ‘de vrouw’ in deze oeroude Nederlandse traditie? Ik ben er van overtuigd dat deze traditie het loodje gelegd zou hebben tijdens de tweede feministische golf (1965-1985) in Nederland. Vrouwen zouden deze traditie terecht hebben beschouwd als discriminerend, stigmatiserend en seksistisch. Of nog erger, vervang de vrouw door een Jood genaamd Sam of Moos als de knecht van de Sint. Het antwoord laat zich al raden. Bovendien is het voor mij nog steeds een raadsel hoe je van ‘kruipen door de schoorsteen’ kroeshaar, rode lippen en oorringen krijgt en er opeens ook een Surinaams accent aan overhoudt.
En hoe zit het dan met het argument dat het een kinderfeest is en dat kinderen in Zwarte Piet geen racistisch fenomeen’ zien? Voor kinderen maakt het geen fluit uit hoe de knecht van Sint eruit ziet. Ik heb nooit gehoord dat kinderen bij de confrontatie met roetveeg of gekleurde Pieten acuut in een depressie raakten of psychische hulp nodig hadden. Het is vooral een probleem van volwassenen die Zwarte Piet willen behouden. In hun kinderjaren hebben deze volwassenen blijkbaar veel plezier beleefd aan de ‘grappen en grollen’ van Zwarte Piet. Hun kinderen willen zij dit plezier niet onthouden. Via de kinderen kunnen deze volwassenen deze traditie uit hun verleden weer herbeleven.
En waarom zouden tradities trouwens niet mogen veranderen? In dit verband wil ik refereren aan de toekenning van het kiesrecht aan vrouwen in 1919. Waarom moeten we vrouwen het kiesrecht toekennen als ‘oeroude tradities’ blijkbaar heilig zijn? Voor traditionele mannen is het enige recht voor de vrouw het aanrecht. Uiteindelijk heeft ook het traditioneel mannelijk bolwerk moeten buigen voor moderniteit. Met andere woorden, tradities liggen niet voor eeuwig vast. Iedere generatie zal wat zij als tradities beschouwt steeds weer tegen het licht moeten houden tegen de achtergrond van de maatschappelijke context van de tijd waarin zij leven.
Ik keer hier terug naar de kwestie van de nationale identiteit. Koningin Máxima zorgde in 2007 voor veel reuring met haar uitspraak tijdens een toespraak dat zij de afgelopen jaren dé Nederlandse identiteit niet had ontdekt. Zij had met deze uitspraak echter de gevoeligheid van traditioneel Nederland op dit punt onderschat. Het was dan ook niet verwonderlijk dat behoudend Nederland voor even op zijn kop stond.
Waarom betekent afschaffing van Zwarte Piet voor de pro-Zwarte Piet-beweging een aanslag op de Nederlandse traditie en Nederlandse identiteit? Onder een nationale identiteit wordt over het algemeen verstaan een voorstelling die individuen zich vormen van wat een land is of zou moeten zijn. Deze voorstelling verandert in de loop van de tijd en wordt niet door iedereen in gelijke mate gedeeld. Voor groepen die sterk vasthouden aan tradities is nationale identiteit een tijdloos en bijna heilig gegeven dat losstaat van het idee dat wij ons erover vormen. Voor deze groep is de Nederlandse nationale identiteit als het ware gestold en vast gevroren. Globalisering, multiculturalisme, islamisering en migratie worden gezien als een bedreiging voor de nationale identiteit. Deze mensen hebben het gevoel dat tradities waar ze van houden opeens besmet zijn en menen dat zij het zijn die zich moet aanpassen aan mensen met notabene een migratieachtergrond. Deze aanhangers van de traditionele opvatting over nationale identiteit gaan echter voorbij aan het feit dat, zoals door veel onderzoekers gesteld, nationale identiteit een historische constructie is en werk in uitvoering. Interpretatie en beleving van nationale identiteit zijn namelijk niet onwrikbaar in beton gegoten: veel tradities zijn nog geen eeuw oud, sommige verdwijnen, andere worden uitgevonden, instituties worden aangepast aan de eisen van de tijd waarin wij leven et cetera.
Is de geest nog terug in de fles te krijgen? De pro-Zwarte Piet-beweging is met een achterhoedegevecht bezig. Er is langzamerhand sprake van een beweging richting Roetveegpieten zodat ze niet meer als aanstootgevend worden gezien en het Sinterklaasfeest een inclusief kinderfeest wordt. Het Sinterklaasjournaal koos dit jaar nadrukkelijk voor Roetveegpieten. Dit geldt ook voor de Randstad. Buiten de Randstad blijft Zwarte Piet vooralsnog de norm. Een novum dit jaar is de Pietenkaart van Nederland. NRC Handelsblad (8 november 2019) vermeldde op een kaart van Nederland plaatsen met alleen Roetveegpieten en plaatsen met Roetveegpieten en Zwarte Pieten. Het is dat u het weet!
Is hier een taak voor de politiek weggelegd? Ik ben het met premier Rutte eens die stelt dat een discussie over Zwarte Piet een zaak voor de samenleving is en niet voor de politiek. Het ligt niet op de weg van de regering om bij wet of decreet vast te stellen dat met ingang van een bepaald jaar Zwarte Piet plaats dient te maken voor Roetveegpieten. Punt is alleen dat als Rutte tegelijkertijd aangeeft dat Zwarte Piet een soort Donald Duck, een fantasiefiguur is en dat hij er ook niets aan kan doen dat Piet nu eenmaal zwart is, dan geeft hij als premier van dit land ook een bepaald signaal af.
Van politici verwacht ik dat ze richting geven aan het debat over pijnlijke zaken. In dit opzicht heb ik veel waardering voor de stellingname van Gert-Jan Segers, fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer die als een van de weinige politici expliciet afstand neemt van Zwarte Piet. In een ingezonden stuk in de Volkskrant (De Roetveegpiet is de triomf van de polder, 21 november 2018) beschreef hij tweets die hij las van zwarte mensen waarin ze iets lieten merken van de pijn die ze al zo lang voelen bij de intochten met karikaturale Pieten. Tweets ook waarin zwarte mensen hun gevoel beschreven er toch niet helemaal bij horen en iedere dag het verschil in huidskleur ingewreven krijgen. Als er mensen zijn die door dit feest pijn oplopen, dan moet het volgens Segers ook anders. Hij schrijft dat als dit in Amerika was geweest het naar alle waarschijnlijkheid in een culturele en etnische burgeroorlog was ontaard. Voor Segers daarom geen Zwarte Piet, maar de Roetveegpiet als de triomf van het Nederlandse poldermodel: het Sinterklaasfeest eindelijk als een inclusief feest, voor alle kinderen. Wat mij vooral aanspreekt bij de oproep van Segers is dat hij met zijn oproep aansluit bij zijn eigen christelijke notie als persoon en als politicus: ‘als één lijdt, lijden wij allemaal’. Zo is het ook!