Hans Ramsoedh: Hansoe Bábá – de man die over de Surinamerivier kon lopen

Van Jezus is bekend dat hij over water kon lopen, zieken kon genezen, wijn kon maken van water, vissen kon vermenigvuldigen en doden weer tot leven kon wekken. Niet-gelovigen zien deze verhalen tot lering en vermaak van de gelovigen. Veel gelovigen nemen deze verhalen echter wél voor waar aan: Jezus is immers de zoon van God.

Bij iedere groep doen verhalen de ronde over magische krachten van personen, zo ook bij Hindostanen in Suriname. Een van de personen is Hansoe Bábu uit Meerzorg. In verband met het schrijven van een bijdrage over de geschiedenis van Hindostanen in Suriname was ik op zoek naar fotomateriaal over tempels en moskeeën in de beginperiode van de Hindostaanse vestiging (1895-1910). Ik stuitte bij die zoektocht op het verhaal van Hansoe Bábá in Dagblad Suriname (17 juni 2018) aan wie allerlei magische krachten werden toegeschreven. Dat verhaal intrigeerde mij omdat ik een van die verhalen rond Hansoe Bábá eind jaren zestig (ik was toen vijftien/zestien jaar) ook te horen had gekregen. Het verhaal was dat hij over de Surinamerivier kon lopen voor zijn oversteek van Paramaribo naar Meerzorg (in de Hindostaanse volksmond Hansoe geheten) en vice versa, vandaar dat hij Hansoe Bábá werd genoemd.

Hansoe Bábá heette Balram Sadhoe.  Hij was een ex-kantraki en werd beschouwd als een goeroe vanwege zijn kennis van de hindoegeschriften. Wanneer hij precies in Suriname aankwam is niet bekend. In Database Hindostanen kom ik de naam Sadhoe niet tegen maar wel die van Sadoo die op 8 november 1873 in Suriname met het zeilschip Mangalore aankwam. Verdere gegevens ontbreken in de Database. Of deze Sadoo dus Balram Sadhoe is, is niet te achterhalen. Wel is bekend dat hij in 1890 de grondlegger is geweest van de eerste Shiv Mandir in Suriname die toen op Meerzorg is gebouwd. Het betekent dat hij ergens tussen 1873 en 1885 als contractant in Suriname is aangekomen. De Shiv Mandir op Meerzorg (destijds van hout opgetrokken) is later herbouwd te Zorg en Hoop in Paramaribo (Marowijnestraat).

Behalve dat hij over de Surinamerivier kon lopen worden hem nog andere magische krachten toegeschreven die ik ontleen aan het eerdergenoemde artikel in Dagblad Suriname. Hij had de gave om te communiceren met vogels, kon fluiten als de vogels en verstond ook hetgeen de vogels terugfloten, een soort birdwhisperer dus. Daarnaast kon Hansoe Bábá de regen stoppen op plekken waar op dat moment behoefte was aan droogte, zoals bij bruiloften en Ramlilá-opvoeringen in de buitenlucht. Dit deed hij door te blazen op een Sankh (trompetgeschal) en te klappen in zijn handen. Het betekende dat op de bewuste locatie de regen stopte, terwijl het enkele meters verderop stevig kon plenzen. Voor de bezoekers van de bruiloft of Ramlilá-opvoering lijkt mij dit een aangenaam vertoeven.

Na zijn overlijden is hij niet ver van de mandir begraven: niet in een rechthoekige doodskist, maar in een ronde doodskist in lotushouding met in zijn handen een heilig boek dat hij had meegenomen uit India, aldus het artikel in Dagblad Suriname.

Punt is echter, dat een ieder die deze verhalen vertelt het zelf niet heeft meegemaakt. Het zijn dus geen verhalen uit de eerste hand. Ze hebben het allemaal over horen zeggen over de bovennatuurlijke krachten waarover Hansoe Bábá beschikte. Ook de persoon van wie ik dit verhaal destijds hoorde heeft dit allemaal niet zelf gezien. Dat verhaal heeft hij ook van anderen vernomen.

Wat de bovennatuurlijke krachten van Bábá Hansoe nogal ongeloofwaardig maakt is dat vanuit de Creoolse groep in Suriname dit verhaal nooit verteld is. Paramaribo was tot eind jaren vijftig een overwegend Creoolse stad. Ik kan mij niet voorstellen dat toen Hansoe Bábá de Surinaamse rivier lopend overstak er geen Creool is geweest die dat niet gezien zou hebben. Ik zie al de duizenden Creolen daar aan de Waterkant staan om een Koelie-bábá te zien die lopend van Meerzorg naar Paramaribo en omgekeerd de Surinamerivier overstak. Dit voorval zou het gesprek van de dag zijn geweest en zich als een lopend vuurtje door de hoofdstad hebben verspreid. Een mogelijkheid is dat Bábá Hansoe in de nachtelijke uren de oversteek gedaan zou hebben. Dit lijkt mij echter niet waarschijnlijk aangezien ik mij de noodzaak niet kan voorstellen om na middernacht in Paramaribo aanwezig te zijn.

Hoe moeten we de aan Hansoe Bábá toegeschreven bovennatuurlijke krachten dan zien en de verhalen die hierover de ronde doen? Volgens mij gaat het hier om magisch-realistische fictie die samenhangt met het feit dat het om een ex-kantraki ging die geschoold was in de Hindoegeschriften. De combinatie van beide laatstgenoemde aspecten gaf aan dit soort lieden een bijzondere status in de Hindostaanse gemeenschap in Suriname. Het toeschrijven van allerlei bovennatuurlijke krachten is dan gauw gemaakt en vormt eerder prima ingrediënten voor een magisch-realistische roman à la Gabriel Garcia Márquez dan dat het non-fictie betreft. Ik sluit niet uit dat er nog meer Hansoe Bábá’s in Suriname zijn aan wie allerlei bovennatuurlijke krachten worden toegeschreven.