Ik ben een enorme liefhebber van de Surinaams-hindostaanse keuken. Onze keuken kent een grote diversiteit aan vlees-, vis-, en vegetarische gerechten en wordt ook steeds populairder onder de niet-hindostaanse doelgroep. Gerechten als doks, kousenband en garnalen en bara’s zijn op steeds meer menukaarten te vinden. Echter, heeft er de afgelopen jaren een ‘stille revolutie’ plaatsgevonden die velen onopgemerkt is gebleven: varkensvlees-gerechten zijn nagenoeg verdwenen uit de Surinaams-hindostaanse keuken.
Zelf ben ik dol op een authentieke cha siew of een fa chong. Dit zijn varkensvlees-gerechten die oorspronkelijk door de Surinaamse-chinezen werden bereid en die ook mateloos populair waren onder de Surinaams-hindostaanse doelgroep. Toen ik echter een aantal hindostaanse cateraars benaderde voor een feest viel het mij ineens op dat geen van deze cateraars varkensvlees-gerechten aanbood. Het is niet iets waar ik bewust op heb gelet maar toch riep het bij mij een aantal vragen op, zoals: sinds wanneer is het consumeren van varkensvlees-gerechten zo ‘taboe’ geworden onder hindostanen? Wat is hiervan de achterliggende gedachte en tot hoever gaat dit terug? Interessante vragen waar ik toch graag een antwoord op wilde.
Natuurlijk is het zo dat er hindostanen zijn die aanhanger zijn van een bepaalde religie waarvan de leefregels of geschriften bepalen welk soort voedsel wel of niet is toegestaan. Zo eten zowel de joden als moslims geen varkensvlees omdat dit volgens hun religieuze geschriften geen rein voedsel is. Christenen, waarvan ik er een ben, kennen uit de geschriften geen specifiek verbod op het eten van bepaald voedsel. Tot slot zijn er hindostanen die aanhanger zijn van een hindoeïstische stroming. Bij deze laatste groep wordt het iets ingewikkelder. Want traditioneel gezien kende ik altijd twee ‘kampen’ onder de hindoegemeenschap, namelijk het eerste kamp waarin men zich onthoud van het eten van vis-, vlees-, en eierproducten (voor mijn gevoel nog steeds een kleine minderheid) en het tweede kamp waarin alle gangbare gerechten mogen worden gegeten met uitzondering van rundvlees.
Onder de hindoegemeenschap is er echter een ‘derde’ kamp bijgekomen dat snel groeit, namelijk het kamp waarin alle gangbare gerechten mogen worden gegeten met uitzondering van rundvlees en dus varkensvlees. Dit is voor mij een nieuwe ontwikkeling omdat ik van jongs af aan heb meegekregen dat uitsluitend het consumeren van rundvlees vanuit de hindoeïstische leer en geschriften niet is toegestaan of wordt afgeraden. Daarnaast is het bij mij ook niet bekend dat er in de hindoeïstische geschriften een specifiek verbod is ingesteld op het consumeren van varkensvlees of dat dit type vlees als ‘onrein’ wordt gezien. Een ander punt, dat dit vraagstuk zelfs nog ingewikkelder maakt, is het feit dat andere vleessoorten zoals lams- en geitenvlees erg populair zijn onder hindostanen met een hindoeïstische achtergrond. Waarom deze vleessoorten dan wel zijn toegestaan, riep bij mij nog meer vragen op. Tot slot zijn er ook hindostanen die varkensvlees simpelweg niet lekker vinden maar dat is een kwestie van smaak.
Als ik soms hierover vragen stel aan hindostanen met een hindoeïstische achtergrond die varkensvlees mijden dan krijg ik bijzondere antwoorden. Antwoorden als ‘het heeft een slechte invloed op je’ of zelfs ‘het maakt je kwetsbaar voor slechte geesten’ passeren dan de revue. Op dat moment drong het tot mij door dat de Surinaams-hindostaanse keuken altijd onder invloed heeft gestaan van het bovennatuurlijke. Dit heeft niet alleen betrekking op de gerechten zelf maar ook over hoe je met bepaalde gerechten omgaat. Dit is iets waar ik soms nog steeds aan moet wennen. Hiermee doel ik niet alleen op religie, maar ook op zaken als bijgeloof en het occulte. Een ieder met een Surinaams-hindostaanse achtergrond is wel bekend met deze verhalen die overigens veranderen met de tijd. Voorbeelden hiervan zijn dat je een stuk knoflook of peper bij het eten zet wanneer je dit na 18.00 over straat vervoert of dat je bewust geen mangoboom op je erf plant omdat er anders slechte geesten en entiteiten, zoals ‘bakroe’s’, op afkomen die je vervolgens het leven zuur zullen maken.
Een aantal van deze verhalen gaat generaties ver terug en is onderdeel gaan uitmaken van de Surinaams-hindostaanse eetcultuur. En ach, misschien is het wel een troost dat dit soort verhalen veranderen met de tijd. Persoonlijk ben ik vrij sceptisch en nuchter als het om dit soort verhalen gaat maar ik kan mij ook voorstellen dat het erg lastig is om dit soort overtuigingen, die vaak generaties lang worden doorgegeven, zomaar te negeren. En wie weet vind ik op een dag een Surinaams-hindostaanse cateraar waar ik nog een echte, authentieke cha siew of een fa chong kan bestellen.