Kavish Sewnandan: ‘Ik woon niet in Den Haag, ik woon in Leidschenveen’

Reacties zijn gesloten

Soms luister ik wel eens naar hindostaanse radiozenders als Amor FM en Ujala Radio. In sommige programma’s mogen luisteraars inbellen om bijvoorbeeld een liedje aan te vragen of om een mening te geven over een bepaald gerecht en hoe hij of zij dit gerecht klaarmaakt. Ik kan hier zo nu en dan erg van genieten. Soms hoor ik echter ook dingen waar ik mij toch over blijf verbazen. Zoals de uitspraak die ik regelmatig hoor voorbijkomen: ‘ik woon in Leidschenveen’ of ‘ik woon in Ypenburg’.

Ik kan hier soms onwijs om lachen. De ene keer hoor ik ‘ik ben mevrouw Asha uit Leidschenveen’ en de andere keer hoor ik een kind heel geforceerd zeggen dat hij in ‘Den Haag – Ypenburg’ woont, terwijl je de ouders duidelijk op de achtergrond kunt horen en die het kind vertellen wat hij moet zeggen. Wat ik mij telkens (lachend) afvraag is het volgende: waarom durven deze mensen niet te zeggen dat zij simpelweg in Den Haag wonen? De wijken Leidschenveen en Ypenburg vallen namelijk formeel onder de gemeente Den Haag en zijn in die zin doodnormale, Haagse wijken. Toch denk ik dat hier een dieper probleem speelt dat voorkomt uit de traditionele ‘concurrentiestrijd’ onder de hindostaanse gemeenschap in Nederland.

Leidschenveen en Ypenburg; het zijn Haagse vinex-wijken die vanaf eind jaren ’90 in hoog tempo uit de grond werden gestampt om meer ruimte te creëren voor de snelgroeiende, Haagse bevolking. Deze wijken trokken niet alleen maar mensen met hogere inkomens aan maar bleken ook erg aantrekkelijk voor Hagenaars uit de armere wijken van Den Haag, zoals de Schilderswijk en Transvaal. Ook veel hindostaanse gezinnen uit de laatstgenoemde wijken besloten in deze periode om zich ook in deze vinex-wijken te vestigen. Op deze manier konden zij de ‘misère’ van de Haagse Markt en omgeving achter zich laten en konden zij hun nieuwbouwhuis inclusief grote tuin vol trots laten zien aan hun familieleden van buiten Den Haag.

Leidschenveen en Ypenburg; het zijn wijken die luxe in de oren klinken maar om eerlijk te zijn vind ik deze wijken helemaal niet zo bijzonder. De wijken bestaan uit een aaneenschakeling van vaak eentonige nieuwbouw en doen zo nu en dan treurig en zielloos aan. Als ik op een grijze dag door deze wijken rijd dan word ik al na vijf minuten depressief en wil ik de lege en treurige straten zo snel mogelijk ontvluchten. Het is dan ook geen wonder dat jongeren uit deze wijken enkele jaren geleden zich bij de gemeente hadden beklaagd over het feit dat zij hun wijk wel erg saai vonden met weinig uitgaansopties. De gemeente moest uiteindelijk bijspringen om de wijken wat leefbaarder te maken.

Om eerlijk te zijn begrijp ik dus echt niet wat hindostaanse gezinnen zo geweldig vinden aan deze wijken. Ik heb mijn best gedaan om het te begrijpen maar ik zie het momenteel gewoon niet. Ja, de huizen zijn er wat nieuwer, hebben vaker een tuin en er is meer groen. Echter, is het een saaie bedoeling van jewelste. De bomen zijn er te perfect geplant, de wegen zijn er te recht en alles lijkt te kloppen. De paradox is echter dat het dan tegelijkertijd kunstmatig aanvoelt, zonder ziel of historie en zonder enkele vorm van authenticiteit. Nee, ik woon dan veel liever in een wijk als het Haagse Laakkwartier, misschien wat minder luxe en groen als Leidschenveen en Ypenburg, maar het is tenminste een wijk met karakter, historie en gezelligheid.

Deze ‘concurrentiestrijd’ onder hindostanen waar ik in de introductie op doelde kent een lange geschiedenis, iets waar ik in eerdere blogs al uitgebreider over heb geschreven. Deze strijd heeft inmiddels zeer specifieke vormen aangenomen die soms wat hilarisch aandoen. Zo voelt de ene hindostaan zich superieur omdat hij of zij vegetariër is, voelt de ander zich weer superieur omdat hij of zij ‘Ram Ram’ in plaats van ‘Namaste’ zegt en weer een ander voelt zich superieur omdat hij of zij in Leidschenveen woont in plaats van de Schilderswijk. Wij moeten als gemeenschap in ons achterhoofd houden dat we een gezamenlijk verleden hebben en dat niemand van onze voorouders die in de 19e eeuw op de zeilboten vanuit het toenmalige Brit-Indië naar Suriname vertrokken, superieur was ten opzichte van een ander. Zij hadden een gemeenschappelijk doel voor ogen, namelijk werken aan een betere toekomst door klaar te staan voor elkaar. Laten wij deze traditie voortzetten door open te zijn naar elkaar toe in plaats van op elkaar neer te kijken.