Onzichtbare Hindostanen in New York

Vaak horen we klachten over de onzichtbaarheid van de Hindostaanse bevolking in Nederland. We zijn niet de enige in de diaspora met deze klacht. Toevallig kwam ik een artikel tegen in The Washington Post. Het beschrijft hoe een journalist (Ray Cavanaugh) de Indo-Guyanese bevolking ontdekt in Queens, New York. Deze groep Hindostanen vertegenwoordigd samen met de Indo-Trinidadianen een populatie van ongeveer 400.000 mensen. Een significant cijfer en toch had de schrijver nog nooit gehoord van deze groep.
Lees het artikel hier.

Historische Database over Hindostanen in Guyana

De Guyanese ministerie van Cultuur, Jeugd en Sport heeft op 5 mei 2013 een database-project gestart. Dit project gaat, net als de Hindostaanse database op www.gahetna.nl, de immigratiedocumenten van de migranten die in de vorige eeuwen naar Guyana zijn gekomen digitaliseren.
Klik hier om de database te raadplegen.

Tracing the roots programma in India

India Today (www.indiatoday.intoday.in) heeft vorig jaar een artikel gepubliceerd over de zoektocht van Hindostanen naar hun voorouders in India. Er wordt een klein stukje verteld over de geschiedenis van de migratiestroom naar de diaspora landen. Volgens het bericht is het o.a. Rajkeswur Purryag (president van Mauritius) en Kamla Persad-Bissessar (premier van Trinidad&Tobago) gelukt om hun voorouderlijk dorp in India te vinden. In het bericht wordt tevens gerefereerd aan het “Tracing the roots” programma dat door “The Ministry of Overseas Indian Affairs” opgestart is. Hiermee wordt er hulp vanuit het ministerie geboden aan een ieder die zijn/ haar wortels in India wilt vinden.

Klik hier voor het artikel.
De link naar het “Tracing the roots” programma is hier.

Verhalen van Hindostaanse dwangarbeiders: Abdul Aziz

Zoals beloofd in de vorige nieuwsbrief volgt hierbij de eerste vertaling van een reeks verhalen van girmityas (contractarbeiders) die India hebben verlaten voor het land Fiji. Dit verhaal gaat over Abdul Aziz die verleid was met de belofte om veel geld te gaan verdienen. Abdul vertelt over zijn verdriet en de ontberingen op de plantages van Fiji.

Ik verliet India , omdat ik te horen kreeg dat ik een shilling zou ontvangen voor een dag werk in Fiji en dat ik na vijf jaar kon terugkeren op eigen kosten. Als ik nog vijf jaar zou blijven dan zou ik een gratis retour ticket krijgen.
Religie was een belangrijke factor in India , maar zodra we naar het depot kwamen werden we allemaal een. Ik was een alleenstaande man , maar ik ontmoette een vrouw uit Hyderabad en trouwde met haar .
Ik ging naar Naitasiri (Fiji) om mijn girmit (contractperiode) te dienen. Een maand lang heb ik gehuild. Toen ik bij Naitasiri aankwam dacht ik dat ik mijn ouders nooit meer zou zien. Maar na een maand alleen maar tranen gelaten te hebben, besloot ik dat ik moest werken ondanks mijn wanhoop. In de eerste drie weken werden we geleerd wat te doen door de Sardars in de suikerriet-teelt. Sommigen onder ons die niet goed genoeg leerden kregen een grondige pak slaag. Onze Sardar was een pandit, een Maharaj. Ons landgoed was erg genoeg , maar er waren andere plantages die veel erger waren. Hier werden mensen volledig onteerd. Ik hield helemaal niet van het werk, maar ik zei tegen mezelf dat als ik niet zou werken, dan zou ik sterven van de honger .
Gedurende zes maanden moest ik riet kappen en moest ervoor zorgen dat ik drie vrachtwagens gevuld kreeg. Het maakte niet uit of ik om vijf of zeven uur ’s avonds klaar was. Wat belangrijk was, was dat ik genoeg riet gekapt en drie vrachtwagens vol geladen had. Het werk was erg hard. De moeilijkheden die we ervaarden in Fiji waren we niet tegengekomen in India . We waren het er allemaal over eens, er waren slechts twee alternatieven: werken of een pak slaag . Ik werd ook een keer aangereden door een Sardar en daarna ik heb mijn lesje geleerd . Mijn vrouw werd ook geschopt door een Sardar. Ze was gras aan het wieden , maar miste een lapje. De sardar gaf dit aan en ze zei dat ze dat deel later zou doen. Ze werd onmiddellijk geschopt door de Sardar. Mijn vrouw viel neer . Ik voel me erg slecht over dit incident. Ik zou de man hebben gedood voor het plegen van deze actie, maar we waren in een hopeloze en hulpeloze toestand dus ik kon niets doen. We werden een Sardar zo zat op een gegeven moment dat we zijn hand eraf hebben gehakt.
Na het werk waren we gewend om samen te gaan zitten en te bespreken hoe we op deze plek, waar we slaag kregen, verzeild waren geraakt. We dachten dat we leden als gevolg van ons lot. Ondanks onze verschillende religies waren we gewend om bij elkaar te zijn, samen te zitten en samen te eten. Toch praktiseerde ieder zijn eigen religie. We vastten in die dagen, maar geloof mij, we leden heel erg om ons aan het vasten te kunnen houden. Maar tijdens de gebedstijden moesten we nog aan het werk. Tijdens onze festivals vertrokken we soms en deden onze gebeden, op andere momenten gingen we niet, dus konden we onze gebeden niet doen.