Verhalen van Hindostaanse dwangarbeiders

Ik ben Roy Badrisingh en ben vrijwilliger voor het Global Indian Diaspora project. Een van de thema’s waar ik me bezig mee hou, is contractarbeid (eigenlijk dwangarbeid) die tussen Suriname en India heeft plaatsgevonden. Ik zal me o.a. bezig gaan houden met het verzamelen van belangrijke verhalen van contractarbeiders zelf en ze delen met onze lezers.

Zoals is aangegeven in de vorige nieuwsbrieven, heb ik contact met schrijver/filmmaker Satish Rai uit Sydney, Australie. Satish is geboren in het diasporaland Fiji en heeft er mede voor gezorgd dat er verhalen van contractarbeiders zijn gepubliceerd. Deze zijn te vinden op de website www.girmitunited.org. De benaming van de contractarbeiders verschilt per land. In Suriname werden ze “Kantrakis” genoemd, terwijl men in Fiji de benaming “Girmitya” hanteert. In Guyana daarentegen gebruiken ze de term “Jahagi”.

In verschillende verhalen van Girmityas/Kantrakis die India hebben verlaten voor het eiland Fiji kun je een aantal overeenkomsten zien. Wat men allemaal zegt, is dat ze geronseld zijn onder valse voorwendselen. Er werd veel geld beloofd en dat klonk aantrekkelijk. Een bekende truc was om de mensen voor werk te lokken naar Calcutta. Als ze in Calcutta aangekomen waren, werd er gezegd dat er daar geen werk meer was, maar wel overzee. De mensen die geronseld waren, kwamen in Calcutta in depots terecht. Hier moesten ze wachten op de boot voor de verre overtocht. Niemand wist waar ze heen gingen.

De verscheidenheid tussen de “geronselden” was enorm. Men was afkomstig uit verschillende delen van India, sprak verschillende talen, hing verschillende religies aan en had verschillende kaste-achtergronden. Een ding komt sterk naar voren uit de verhalen en dat is dat al deze enorme verschillen helemaal wegvielen in de depots en op het schip.
Ook op de plantages was er een gevoel van saamhorigheid. Religieuze feestdagen werden vaak (niet altijd) samen gevierd. Men kwam voor elkaar op. Er werd samen gegeten en gedronken, ongeacht kaste/religie etc.

Het werk op de plantages was totaal niet wat men had verwacht. De omstandigheden waren onmenselijk. Het werk was hard en niet leuk. De “sardars” en “overseers” (opzichters) waren echte klootzakken. Er werden gestraft in de vorm van slaag en zowel mannen als vrouwen kregen slaag. Men werd vernederd tot het bot, iets dat in India in deze vorm niet voorkwam. Het leven in India was veel beter dan op de plantages. Heimwee en spijt voerden de boventoon. Pancham, een girmitya, noemde het vijf “hel” jaren.

In Fiji werd er samen tegen deze onrechtmatigheden gevochten in de vorm van opstanden, maar deze werden hard neergeslagen. De verhalen uit Fiji komen overeen met die van Suriname. In de documentaire “Tetary” is dit uitgebreid aan het licht gekomen.
De komende tijd zal ik de verhalen uit Fiji vertalen naar het Nederlands. Deze zullen op de website van het Sarnamihuis verschijnen.