Prem Dihal: Gebedsgenezers

Reacties zijn gesloten

Bij Hindostanen komt het, net als bij andere bevolkingsgroepen, regelmatig voor dat ze gebruikmaken van huismiddeltjes, veelal gebaseerd op plantaardig materiaal tegen allerlei kwaaltjes van zowel mens en dier. Er zijn ook traditionele genezers die hun ‘bovennatuurlijke krachten’ ten dienste stellen van hun gemeenschap en vrijwel altijd gebruikmaken van natuurlijk materiaal. Bij het lezen van het onderstaande verzoek ik u kritisch te zijn en om zelf een mening te vormen.

Voorbereidingen

Als er iemand ziek was, vaak kinderen, en er was geen verklaarbare oorzaak, werd vaak voorgesteld de jháre-wálá in te schakelen. Dan ging iemand naar zijn huis, in het geval van Kwatta waren het mannen, en vroeg om hulp. Er werden instructies meegegeven, zoals het bezoek van de genezer aan huis of het brengen van de patiënt naar hem toe. In het geval van dieren kwam hij vaak zelf langs. Ook werd aangegeven welke materialen aanwezig moesten zijn, zoals:

  1. Rákhi: as uit de eigen keuken. Houtvuur was toen standaard, dus er was altijd wel as beschikbaar.
  2. Rerh: een bladsteel (pattá ke danthi) van de wonderboom, ongeacht waar je het kon vinden. Meestal was er langs de weg wel een te vinden.
  3. Sinkh: nerven van de thuis in gebruik zijnde kokospalmbezem (sinkh of sinkh ke jháru).
  4. Matiárá matti: (klei). Het moest van eigen terrein of huis zijn. Je kon het vers opgraven, maar meestal had elke keuken met een culhá een pot met klei ernaast voor het onderhoud van de klei-oven.

En wat als je geen van deze materialen had? Dan kwam de genezer toch en voerde hij de behandeling uit zonder deze materialen, maar ze lieten nooit merken wat ze ervan vonden.

Om welke aandoeningen ging het? Ze werden voornamelijk ingeschakeld voor enkele aandoeningen, waaronder najar (Boze oog? Algehele malaise?), koorts, griep, hondenbeten en mastitis bij koeien.

Welke technieken werden toegepast?

Ten eerste phuke, dat is zachtjes blazen, meestal over het gezicht in combinatie met een mantra die wordt gepreveld. Soms werd er ook een beetje as uitgewreven op de wangen of aan de oren. Dit was standaard bij najar, maar als de wonderboom-bladsteel werd aangeleverd, gebruikte hij die meestal. Hij knipte de bladsteel af op een lengte van 3×4 vingers gemeten over de tweede vingergewrichten, geteld vanaf de vingertoppen, van de middel- en ringvinger. Hij streek/jháre deze steel over het gezicht van de persoon en na drie keer (?) ging hij weer meten. Het blijkt dan dat het steeltje groeit als er iets aan de hand is. Het aangegroeide stuk knipte hij weer af en herhaalde dit tot er geen groei meer was. Een variant van de bladsteel-methode gebruikte de nerven uit een kokosbezem, maar zonder aangroei na het heen en weer strijken/jháre.

Bij niet-genezende hondenbeten werd de techniek van het rollen met kleibolletjes toegepast. Je moest klei van huis meenemen, waarvan hij bolletjes maakte ter grootte van een gewone knikker, en die dan over de wond(en) rolde. Per wond gebruikte hij één bolletje en brak die open na een paar keer rollen. Hij vertelde dan wat voor kleur de hond had aan de hand van de haren die hij in het bolletje had gevonden. De behandeling eindigde als er geen haren meer werden gevonden. Na twee tot drie dagen was de wond meestal dicht.

Bij mastitis bij koeien werd meestal as en de sinkh van een bezem gebruikt, maar de uier werd wel stevig met as ingesmeerd.

Bris Mahabier, een kritische veelschrijver, beschreef hoe het op Magenta eraan toeging:

‘In mijn nieuwe woonplaats moest ik na schooltijd de zwarte melkkoe van mijn moeder hoeden. Deze koe met grote hoorns vond ik niet aardig. Soms was ze zelfs agressief naar mij toe. Enkele dagen na het voor het eerst kalven, werd onze koe – volgens mijn moeder en haar zuster – zeer waarschijnlijk het slachtoffer van het ‘boze’ oog (najar) van een buurtgenoot of een vreemdeling, of ze werd door een boze geest ‘geplaagd’. Haar uiers waren een beetje ‘hard’ geworden en ze gaf minder melk dan verwacht. Ook verzette de koe zich tegen het melken. Daarom moest ik naar een kennis van mijn moeder, een weduwe die ‘gebedsgenezer’ en kruidendokter was, gaan. Zij woonde in een laaggelegen moerassig gebied en had een paar honden die je aanvlogen. Als geneesmiddel kreeg ik, na een half uur wachten, as vermengd met basilicumblaadjes en witte cameli (jasmijnbloemetjes) mee. Alles gewikkeld in een stuk droog bananenblad en goed vastgebonden. Onderweg moest ik me aan bepaalde voorschriften houden: ik mocht het bundeltje niet openmaken, niet spugen, urineren, eten of drinken. Mijn moeder moest de uiers van onze melkkoe schoonmaken, daarna eerst met kokosolie en vervolgens met het gratis verkregen geneesmiddel insmeren. Ik moest enkele keren naar deze en een andere gebedsgenezer gaan. Mijn geloof in het ‘boze oog’ en dwalende boze geesten ben ik langzamerhand volledig kwijtgeraakt.’

Op Trinidad zijn ze er ook mee bekend:

En de cocoyea-bezem (kokosbezem) was volgens dorpsoudsten ook een krachtig wapen tegen kwade geesten. Het werd gebruikt door het dorpshoofd om kwade geesten weg te slaan bij degenen die bezeten waren. Het werd ook gebruikt om het ritueel van “jharaying” (jháre in het Sarnámi?) uit te voeren om mensen met “malyeax” (maljeau/boze oog/najar) te genezen.

En de resultaten?

Het was opvallend om te zien, althans op Kwatta, dat zij vaak goede resultaten boekten bij het behandelen van mastitis bij koeien en hondenbeten bij mensen. Maar ja, wat zou er gebeurd zijn als hij niets had gedaan?

Bonafide?

Een bonafide ‘jháre/phuke-wálá’ vroeg toen nooit om betaling en nam ook niets aan. Je vraagt je af hoe ze aan hun bijzondere gaven kwamen. Er wordt gezegd, want deze vraag werd niet aan hen gesteld, dat het een godsgeschenk was en dat ze te allen tijde hulp moesten verlenen als erom werd gevraagd.

Wie waren het op Kwatta?

Arjun en Ganesia Goedoen. Arjun had het van zijn vader overgedragen gekregen. Zijn vader had het in een droom gezien/geleerd hoe het moest. Het verhaal is dat hij meteen na het wakker worden deze opgedane kennis kon toepassen.

Vandaag de dag hoort men weinig meer over dergelijke personen. Bestaan ze nog? En wiens hulp wordt er nu ingeroepen?

Bronnen:

  1. https://nl.wikipedia.org/wiki/Wonderboom
  2. van Andel, Medicinale en rituele planten van Suriname, 2014.
  3. Bris Mahabier, https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/de-zoektocht-van-een-hindoestaan-naar-het-cultuureigene-deel-8/
  4. ABVMTT, https://www.facebook.com/groups/191766699268
Blad/bladsteel/vrucht van Ricinus communis (wonderboom). Foto afkomstig van Wikimedia door Tubifex.