Prem Dihal: Káhe gaile bidesh

Na de boottocht op het Triveni Sangam, de samenvloeiing van drie rivieren waar de Kumbh Mela wordt gehouden, stond de zon hoog aan de hemel toen wij een bezoek brachten aan het “lokale diaspora”-erfgoedmuseum. Dit museum, genaamd Káhe gaile bidesh, is volledig gewijd aan de emigratie/immigratie van Indiërs uit deze streek naar Suriname en is gevestigd in het GB Pant Social Science Institute in Prayagraj (voorheen Allahabad).

Het universiteitsgebouw, omringd door prachtige tuinen, ademde recente geschiedenis uit, want beton domineerde het landschap. Een vriendelijke begeleider werd binnen een minuut opgetrommeld, begroette ons bij de poort en nam ons mee naar het museum.

Het licht werd aangedaan, en wij mochten in alle rust de collectie bekijken en kregen uitleg indien nodig. Overigens het is goed om te weten dat wij daar onaangekondigd arriveerden en op dat moment de enige twee bezoekers waren.

Het begon met een galerij ‘in India’, waarin werd getoond hoe mensen werden geworven, met het depot van Calcutta als focuspunt. De galerijen, bestaande uit vitrines, liepen vloeiend in elkaar over. Het viel meteen op dat hier veel materiaal aanwezig was dat elders niet te zien was. Ik keek mijn ogen uit; zoveel objecten uit Suriname zelf. Meteen dacht ik: “Dat hebben ze in Suriname niet eens.” Ik moet nou niet overdrijven want daar kon ik niet eens naar binnen, maar dat terzijde. Zelf heb ik geen idee of er een samenwerking is tussen het Lalla Rookh Museum in Suriname en het Suriname Museum in India. Het museum in India is wel toe aan kleine reparaties en schoonmaak.

Objecten, foto’s, teksten en namen van de objecten waren allemaal te bewonderen. Het viel op dat de objecten uit Suriname afkomstig waren, tenzij het ging om een vergelijking tussen Suriname en India. Er was zelfs een selectie aan foto’s van het bekende depot in Paramaribo. En met gereedschappen die alleen in Suriname bekend zijn bijvoorbeeld de bekende sabbal, griti, bezem etc.

En daar stonden ook nog eens zo’n 35 verschillende muziekinstrumenten. Gaandeweg rees de vraag: “Hadden die immigranten echt zoveel verschillende muziekinstrumenten?” Harmonium, dholak, dantál, met een uitleg waarom deze drie uiteindelijk overbleven in het huidige baithak gáná ensemble. Sárangi, hurká, jhanjh, cimtá… alles was te zien, helaas de karhayá niet. (Een andere keer vertel ik hier meer over).

De opeenvolgende vitrines namen je mee door verschillende decennia. Gereedschappen uit een vervlogen tijdperk stonden opgesteld, en oude foto’s toonden het leven in die periode. Je realiseerde je hoe hun leven veranderde sinds de dagen van zware contractarbeid.

Een van de hoogtepunten van het museum was de sieradenvitrine, waarin de culturele evolutie van de Brits-Indische immigrant werd weergegeven. Ik bleef gefascineerd staren naar het uitgestalde werk; elk stuk weerspiegelde een uniek aspect van de samenleving van destijds.

[Foto]

Sieraden in het museum in Prayagraj.

Tijdens het bezoek realiseerde ik me dat het erfgoedmuseum niet slechts een verzameling artefacten was, maar eerder een levendig verhaal dat werd verteld door elke tentoongestelde schat. Het was een reis door de tijd, zij het kort, een kans om te begrijpen hoe het heden verweven is met het verleden.

Terwijl ik het museum verliet, voelde ik een waardering voor de gemeenschap en een dieper besef van onze eigen rol in het voortzetten van het verhaal. Het erfgoedmuseum had niet alleen geschiedenis tentoongesteld, maar had ook een vonk ontstoken van nieuwsgierigheid voor het verleden.

En later komen dan de andere vragen zoals: Is er in Nederland zoiets (al is het een privécollectie) en zijn de objecten goed vastgelegd? Ook met het oog op een digitale collectie?

Hoe zou de samenwerking nu tussen de drie landen zijn? Ze hebben in het verleden kennelijk goed samengewerkt. En is er genoeg belangstelling? Is het voortbestaan gewaarborgd?

De foto’s spreken voor zich.

Foto’s zijn afkomstig van Prem Dihal.

Sieraden in het museum in Prayagraj.