Reactie op Amar Soekhlal: Surinaamse strijd en solidariteit

Door Pravini Baboeram

De benefietavond op NPO1 voor de coronacrisis in Suriname heeft een gevoelige snaar geraakt in de Hindostaanse gemeenschap. Een sentiment dat vertolkt wordt in de recente column van Amar Soekhlal onder de titel “Nederland voor Suriname. Maar door Surinamers?”.

De kritiek die door de heer Soekhlal wordt geuit is dat “het geen Surinaamse aangelegenheid was, maar een Afro-Surinaamse aangelegenheid.” De diversiteit die Suriname rijk is aan gemeenschappen, waaronder Hindostanen, was afwezig. Naar mijn mening een terechte kritiek. Het was opvallend hoe de Afro-Surinaamse gemeenschap oververtegenwoordigd was in de uitzending. Je mag inderdaad verwachten van een gemeenschap die het belang van diversiteit agendeert, dat zij die diversiteit zelf ook in praktijk brengt in programmering.

Waar ik het niet eens mee ben is de probleemanalyse die hij uiteenzet. Die analyse is gebaseerd op het idee dat Afro-Surinamers zich alleen richten op zwarte belangen en andere bevolkingsgroepen daarin uitsluiten. Hij baseert deze analyse op de uitzending van de NPO en de grote Surinametentoonstelling in Amsterdam, allebei producties van de witte gevestigde orde. De kritiek die hij uit richt zich op de zwarte gezichten, niet op de witte machtsstructuren. Hoewel hij die erkent, hij schrijft tenslotte “de Afro-Surinamers kopiëren het discriminatiegedrag van de witte Nederlanders”, richt zijn kritiek zich niet op de oorspronkelijke dader, maar op de gemeenschap die het slachtoffer is van uitsluiting. Niet de witte Nederlanders die discriminerend gedrag hebben aangeleerd worden in zijn kritiek aangesproken, maar de Afro-gemeenschap is nu de boosdoener. Als de heer Soekhlal zich zo druk maakt over discriminatie van Hindostanen, waarom richt hij zijn kritiek niet op Hilversum, die Hindostanen al jarenlang uitsluit?

Daarnaast laat de heer Soekhlal een belangrijke factor achterwege, namelijk de sociale beweging die actief is buiten de mainstream platforms. Die sociale beweging, waarin veel Afro-Surinaamse activisten een belangrijke rol hebben gespeeld, heeft juist ingezet op solidariteit met andere gemeenschappen van kleur, inclusief Hindostanen. De straatnamen die in Amsterdam en Rotterdam naar de Hindostaanse verzetsstrijder Janey Tetary zijn vernoemd, is onder andere dankzij Afro-Surinaamse activisten die haar hebben meegenomen in de gesprekken die ze voerden toen ze aan tafel zaten met de gemeentes. Toen er demonstraties werden georganiseerd tegen politiegeweld naar aanleiding van de dood van Mitch Henriquez, werd ook de naam Rishi Chandrikasingh meegenomen om te benoemen hoe politiegeweld alle mensen van kleur raakt. Het zijn daden van solidariteit die ik weinig terug zie in de Hindostaanse gemeenschap. Van de strijd tegen zwarte piet tot #blacklivesmatter, Hindostanen zijn opvallend afwezig in het maatschappelijk debat over racisme. Als Hindostaanse prominenten diversiteit en inclusie zo belangrijk vinden, dan zou het hen sieren om zich ook solidair te uiten met de Afro-Surinaamse gemeenschap.

Helaas zie ik een tegenovergestelde ontwikkeling. Waar mogelijkheden liggen voor verbinding en versterking van de strijd, wordt ingezet op verdeling. #blacklivesmatter wordt door veel Hindostanen opgevat als een bedreiging voor Hindostaanse identiteit in plaats van erkenning voor zwarte pijn. Het jaartal 1873, het moment dat zwarte voormalig tot slaafgemaakten werden vervangen door Hindostaanse dwangarbeiders, wordt door veel Hindostanen opgevat als kaping in plaats van verbinding. Het is de koloniale erfenis van verdeel en heers, waarbij achterdocht en concurrentie de boventoon voeren en de witte onderdrukker buiten schot blijft. Het is een erfenis die we moeten overwinnen, willen we dat systeem van institutioneel racisme, dat alle Surinamers raakt, ontmantelen. Dat vergt kritische zelfreflectie, actieve samenwerking en solidariteit. We kunnen trots zijn op Hindostaanse identiteit én de zwarte strijd steunen. Laten we niet afwachten tot een andere gemeenschap ons de hand toereikt, maar laten we zelf die verbinding opzoeken. Alleen dan kunnen we de diversiteit die Suriname rijk is recht doen.