Reactie Sarnámihuis op initiatiefvoorstel DENK

Reacties zijn gesloten

Het Sarnámihuis heeft kennis genomen van het initiatiefvoorstel van lid Khan “Neem contractarbeid mee in de herdenking van 150 jaar afschaffing van de slavernij”. Ook hebben we kennisgenomen van reacties uit de Afro-Surinaamse gemeeschap op dit voorstel. We waarderen de discussie over dit voorstel en willen hierbij onze bijdrage aan deze discussie delen. We betogen in deze bijdrage dat het een goede zaak is om de nasleep van de afschaffing van slavernij mee te nemen in het herdenkingsjaar en dat uitbreiding in plaats van inperking van educatie juist van cruciaal belang is om de koloniale geschiedenis en haar doorwerking in het heden te begrijpen.

Reactie Initiatiefvoorstel DENK

Wat is er aan de hand?

De fractie van DENK in de gemeenteraad van Amsterdam heeft een initiatiefvoorstel ingediend voor de raadsvergadering van 7 juni, waarin gevraagd wordt om contractarbeid mee te nemen in de herdenking van 150 jaar afschaffing van de slavernij. Iedereen die slechts oppervlakkige kennis heeft van de misdaden van het Nederlands kolonialisme, zou hier geen probleem mee hebben. Toch hebben sommige Afro-Surinamers zich tegen dit voorstel gekeerd. Het Landelijk Platform Slavernijverleden (LPS) heeft op 17 april 2023 zelfs een brief geschreven aan de gemeenteraad met het expliciete verzoek om dit voorstel af te wijzen.

Slavernij en staatstoezicht

De noodzaak om contractarbeid mee te nemen in de herdenking van 150 jaar afschaffing van slavernijgeschiedenis wordt nadrukkelijk geaccentueerd door het enorme gebrek aan kennis over de relatie tussen slavernij en contractarbeid bij de mensen die zich tegen het voorstel keren.

Het basisargument van de tegenstanders is dat er grote verschillen zijn tussen slavernij en contractarbeid. Die grote verschillen zijn er. Het LPS noemt tien verschillen. Dr. Radjinder Bhagwanbali noemt in zijn studie De nieuwe avatar van slavernij zeventien verschillen tussen slavernij en contractarbeid. De verschillen zijn er ook tussen slavernij en staatstoezicht, de periode tussen 1863 en 1873 toen de totslaafgemaakten wettelijk vrij waren verklaard en geen bezit meer waren van de slavenmakers. De bekende activist Perez Jong Loi zag in dat ondanks deze verschillen er geen sprake was van het verbreken, maar van het overdragen van de ketenen. Daarom heeft hij de button bedacht van 1873, om aan te geven dat voor Afro-Surinamers toen pas vrij waren van slavenarbeid op de plantages.

Anton de Kom legde het verband tussen slavernij, staatstoezicht en contractarbeid als volgt uit. “De heele emancipatie der slaven werd zoo ingericht dat de vrijgelatenen geen andere keus zouden hebben dan het vrijwillig weder opnemen der slavernij die men zoo juist wettelijk afgeschaft had. Terwijl de kolonisten driehonderd gulden per slaaf ontvingen, konden de vrijgelaten slaven zelfs geen rooie cent hun eigendom noemen. Zij waren vrij, doch zonder de middelen om ook maar een enkelen dag voor zich zelf te kunnen zorgen. Zij ontvingen geen land, zooals vroeger de Europeesche kolonisten. Zij ontvingen geen landbouwonderwijs om later op de kostgronden voor zichzelf te kunnen zorgen. Zij kregen geen crediet om zich op gepacht land de gereedschappen te kunnen verschaffen die voor het bewerken van de akkers noodig waren. Het eenige wat zij ontvingen, was de mededeeling dat alle plantageslaven van 15 tot 60 jaar verplicht waren om koeliecontracten te sluiten tot het verrichten van plantagearbeid. Ook zij die in de stad woonden (stadsslaven) moesten contracten sluiten voor het verrichten van huisarbeid. Het loon werd natuurlijk voor, bij en buiten hen om vastgesteld. Zoo zag de ‘vrijheid’ er uit onder het z.g. ‘staatstoezicht’. “[1]

De Kom noemde de contracten tijdens staatstoezicht koeliecontracten omdat hij zag dat dit systeem hetzelfde systeem was als contractarbeid. De wettelijke bepalingen uit de periode van het staatstoezicht zijn namelijk 1-op-1 toegepast op de periode van contractarbeid.

Contractarbeid als voorwaarde voor de afschaffing van slavernij

Het verband tussen de afschaffing van slavernij en de invoering van Aziatische contractarbeid is vastgelegd in de besluiten van de toenmalige Nederlandse regering. Op 29 november 1853 stelde de regering een commissie onder voorzitterschap van de ex-minister van Koloniën J.C. Baud om te onderzoeken waarom, of en hoe de slavernij zou moeten worden afgeschaft. De voorbereiding voor de daadwerkelijke afschaffing heeft dus tien jaar geduurd.

De commissie Baud gaf aan dat de plantagelandbouw – de reden om slavernij in te voeren – alleen kon blijven voortbestaan als slavernij zou worden afgeschaft.

De commissie: “De emancipatie is […] een maatregel van materiële noodzakelijkheid, zonder welken Suriname onmisbaar te gronde gaat, door het wegsterven zijner landbouwers. Met de emancipatie zal Suriname wel minder opleveren dan thans, maar zal voor algeheele vernietiging behoed blijven. Kortom, voor Suriname schijnt de emancipatie het eenig middel van behoud.”

Hoe kwam de commissie tot haar conclusie? Door de afschaffing van de slavenhandel daalde de bevolking gestadig jaarlijks met 2%. Er was een alternatief systeem van dwangarbeid noodzakelijk: zonder de inrichting van een nieuw systeem van dwangarbeid, zou het oude systeem niet afgeschaft kunnen worden. Toen de regering het wetsontwerp in tot opheffing van de slavernij indiende bij het parlement stond deze eis dan ook centraal: “dat de vrijverklaring dient gepaard te gaan van de invoering van nieuwe werkkrachten.” Zonder Aziatische contractarbeid, geen zwarte emancipatie!

Overigens is het goed om te laten zien dat de sterfteratio onder Hindostanen op de plantages in dezelfde orde zaten als de sterftecijfers van de Afrikaanse totslaafgemaakten; 16% van de contractarbeiders die als jonge mensen naar Suriname waren gelokt (gemiddelde leeftijd was rond de twintig jaar) overleefden de vijf jaren niet. Ongeveer 5.500 mensen kwamen om van honger, uitputting, zweepslagen, mishandeling en ziekten.

De doorwerking van kolonialisme

Dit aspect wordt in de Afro-gemeenschap bij de herdenking en viering van 1 juli volledig over het hoofd gezien. Daarom is het voorstel van DENK zo belangrijk. Educatie over slavernij, contractarbeid en kolonialisme is cruciaal om te snappen wat er na de afschaffing van slavernij is gebeurd en hoe dat systeem tot op de dag van vandaag doorwerkt.

De economische doorwerking is te zien in het voortbestaan van de belangrijkste plantage – Mariënburg – die tijdens slavernij en daarna een belangrijke spil was van de koloniale economie. Mariënburg was het eigendom van de Nederlandse Handelsmaatschappij, die later is overgegaan in de ABN AMRO.

De culturele doorwerking is te zien in het systeem van verdeel-en-heers waarbij onderdrukte groepen tegen elkaar worden opgezet. Anton de Kom heeft er zijn levenswerk van gemaakt om de solidariteit tussen Afro-Surinamers en Aziatische Surinamers te versterken. Tijdens de opstand bij de arrestatie van De Kom in 1933 vielen er twee doden: de Hindostaan Mohabier en de Afro-Guyanees Cyriel Murray.

Er is een ander verband dat ook gelegd moet worden, namelijk met de uitbuiting van  Indonesië. Want wie draaide op voor de kosten van de afschaffing van de slavernij in het Caraïbisch gebied? De bevolking van Indonesië! De enorme winsten uit de uitbuiting van het Indonesische volk – de zogenaamde Indische baten – hebben de afschaffing in Suriname en de Antillen gefinancierd.

Hoe verder?

Het Sarnámihuis ziet in de oppositie tegen het voorstel van DENK een groot gebrek aan kennis over de koloniale geschiedenis en daarom een reden te meer om het voorstel te steunen. We zouden graag met Afro-Surinaamse organisaties om te tafel willen zitten om gezamenlijk programma’s op te zetten om de verbanden te laten zien tussen slavernij en wat daarna is gekomen. Dat zou de hele samenleving ten goede komen.

Amar Soekhlal

Sarnámihuis

[1] Alle citaten zijn afkomstig van https://iisr.nl/news/dekoloniseer-de-1-juli-viering-de-ketenen-werden-niet-verbroken-maar-overgedragen.