Ruben Gowricharn
Het was tijdens de verkiezingscampagne van 2016, toen Lodewijk Asscher in debat met Geert Wilders riep: “Nederland is van ons allemaal”. Waarop Wilders repliceerde “Nederland is niet van ons allemaal, Nederland is van de Nederlanders.” Asscher stokte, maar stelde niet de vraag wie nou die Nederlanders zijn. Mijn eerste vermoeden was dat Wilders met ‘Nederlanders’ de blanke Nederlanders bedoelde, terwijl Asscher verwees naar alle burgers die het Nederlands staatsburgerschap bezaten.
Maar wie denkt dat alleen extreem rechtse politici het Nederlands burgerschap voorbehouden aan blanken, vergist zich. Op 29 november 2017 brachten alle nieuwszenders een bericht van president Trump over een Nederlands akkefietje. Op de beelden van NOS was te zien hoe een jongeman een andere aframmelde. Trump zou op dat beeld hebben gereageerd en de agressor hebben gekwalificeerd als een Moslim. RTL-4 bracht het bericht dat volgens het Openbaar Ministerie de dader geen Moslim was maar ”een geboren en getogen Nederlander”. Deze formulering was niet alleen op de televisie te horen, maar ook op BNR-radio en andere media. Volgens dit argument zijn geboren en getogen Nederlanders geen Moslims. Dus ook het OM gaat er, zoals Wilders, van uit dat Nederlanders blanken zijn, in elk geval geen moslims. Het opmerkelijke was niet alleen dat deze formulering van het OM kwam, maar dat geen van de media daar iets van zei.
Een ambtelijke misser? Blindheid van de media? Misschien. Op 13 december 2017 bracht Editie-NL een vergelijkbaar bericht. Een Marokkaans gezin werd een huurwoning geweigerd omdat de eigenaar ervoor gekozen zou hebben om alleen aan mensen van Nederlandse afkomst te verhuren. De zaak werd als discriminatie afgedaan, maar weer viel het de media niet op dat de referentie- en voorkeursgroep bestaat uit blanke Nederlanders. Volgens de bemiddelende makelaar was het bericht een persoonlijke verwoording van de medewerker, niet van de eigenaar van de woning. De medewerker is per direct op non-actief gezet. Het gaat er bij mij niet om wie de schuldige is, maar om de grote impliciete consensus wie ‘de Nederlander’ nou is. Dat het hier om een ongelukkige formulering gaat is weinig geloofwaardig. Daarvoor zijn er teveel verwijzingen naar het blanke Nederlanderschap. De grote aanhang van populistische politieke partijen en de overname van hun gedachtengoed door tal van gevestigde partijen doen vermoeden dat dit gedachtengoed in alle belangrijke instituties van de samenleving is ingeslopen en ondertussen onder grote delen van de bevolking als normaal wordt beleefd. Dat is het nieuwe gezicht van de banaliteit van het kwaad (naar Hannah Arendt).
In de samenleving, en ook in de sociale wetenschap, is er een grote terughoudendheid om te spreken van racisme. Die term legt niet alleen een verbinding met de Jodenvervolging, maar het tast ook het zelfbeeld van Nederland als onschuldige bevolking aan. Een uitkomst is het begrip ‘cultureel racisme’, dat verwijst naar de superioriteit van de Westerse cultuur zonder te suggereren dat er sprake is van rassensuperioriteit. Maar de superioriteit is wel in allerlei bewoordingen onderstreept. We kennen de verwijzingen naar de Verlichting, de achterlijkheid van de Islam, de eerste rechten van het ‘eigen volk’, en nu de ‘gewone man’ die – voor wie het niet is opgevallen – blank is. De superioriteit van de Westerse cultuur mag dan in woorden ontkoppeld te zijn van het ‘blanke ras’, maar de verwijzing naar witte mensen als norm om achterstelling te rechtvaardigen wordt steeds openlijker.
En steeds meer allochtonen nemen de Nederlandse superioriteitswaan over. Door zich met blanken te identificeren, voelen deze allochtonen zich ook verheven boven andere allochtonen. Dat komt tot uiting in hun gehele leefstijl, inclusief het stemgedrag, wat duidt op een politiek overwicht en acceptatie van een politiek rechtse gedachtengoed. Op zich hoeft acceptatie van het blanke gedachtengoed niet slecht te zijn, we accepteren immers wetenschappelijke inzichten, medicijnen en technologie van het Westen. Mijn punt is dat de rechtse ideologieën ook in bijvoorbeeld de media, politiek en rechterlijke macht zijn ingeslopen. Het is een gecultiveerd racisme dat zich manifesteert als een hardnekkig volgehouden onschuld. ‘White innocence’, witte onschuld, noemde hoogleraar Gloria Wekker het in één van haar laatste boeken. Het is een ontwikkeling die de afgelopen jaar zichtbaarder is geworden en net niet genormaliseerd.
Deze ideologie en attitude maken het voor blanken makkelijk om gekleurde Nederlanders te stigmatiseren en uit te sluiten en zichzelf als onschuldig voor te doen. We hebben dat onlangs gezien in de toeslagenaffaire. Die is niet veroorzaakt door mensen, maar is gediagnosticeerd als een ‘systeemfalen’ en een ‘verschrikkelijk ongeluk’. Dus zijn er geen daders, alleen slachtoffers. De ideologieën van ambtenaren en politici die hun focus op allochtonen hadden gericht kunnen onbelemmerd voortwoekeren. Maar die ideologieën hebben de rechtsgelijkheid van burgers, een hoeksteen van de democratie, aangetast. Dat maakt mij niet geruster op, alle mooie woorden over ‘herstel van schade’ ten spijt. Het onderliggende probleem van morele ongelijkheid blijft immers intact.
Ruben Gowricharn