‘Ook al moesten we nog een week op de officiële uitslag wachten, hij wilde mij niet naar huis laten vertrekken in de veronderstelling dat er niets aan de hand was’. De arts liet dus al doorschemeren dat ik over een week geen leuk nieuws te horen zou krijgen. Dat was zo’n beetje het laatste wat hij zei, voordat hij met een gebogen hoofd de ruimte verliet. Samen met mijn vriend en een verpleegster bleef ik zitten. De verpleegster had al die tijd weinig gezegd. Ik begreep haar meerwaarde ook niet helemaal. Toen begon ze ook nog eens hardop te snikken. Razendsnel ging ik bij mezelf na, waarom deze vrouw aan het huilen was. Ik kon maar twee redenen bedenken. Of ze had ruzie met haar vriend en was daar emotioneel om, of ik had iets verkeerds gedaan waardoor ze huilde.
Ik vroeg haar wat er scheelde en op z’n plat Rotterdams zei ze: ‘Och meissie, ik vind het zò erg voor je’. Ik kon haar opmerking niet plaatsen en vroeg haar om een nadere uitleg. Toen begon de zuster nog harder te huilen en riep: ‘Meissie, je hebt kanker en je hebt het niet eens door! Het is al erg genoeg dat oudere vrouwen het krijgen, maar jij bent nog zo jong!’ Met stomheid geslagen, stamelde ik: ‘Hoe weet u dat?!’ Zonder dat het mocht, pakte ze mijn dossier erbij en wees mij op de resultaten van de onderzoeken. Op een risicoschaal van 1-5, zat ik in schaal 4/5. Toen pas viel het kwartje bij me. Je kent het spreekwoord vast wel: de grond onder je voeten voelen wegzakken. Het leek opeens alsof mijn lijf naar de grond werd gezogen. Ik begon ook sterretjes voor mijn ogen te zien en riep: ik ga flauwvallen!
Gelukkig stond er een behandelbed waar ik op werd gelegd. Op dat moment dacht ik even, dat ik zou doordraaien en vroeg of ze kalmeringsmiddelen voor me had. De zuster pakte die voor me en nadat ik gekalmeerd was, stuurde ze me terug naar mijn huisarts omdat ze de ziekenhuispoli gingen sluiten. De kalmeringsmiddelen deden hun werk en tegen de tijd dat ik was aangekomen bij mijn huisarts, zat ik alweer in een ontkenningsfase. Terwijl ik haar glazig aanstaarde trok ik alweer de diagnose in twijfel. Ik kon het gewoonweg niet geloven dat ik iets mankeerde want naast de vermoeidheid en de pijn in mijn borst, was ik voor mijn gevoel gewoon kerngezond. Daarbij was ik pas 26 en in mijn ogen was borstkanker een ziekte die oude vrouwen trof.
De huisarts besefte dat ze zwaarder geschut moest inzetten om mij uit mijn droom te helpen, dat ik niets mankeerde. ‘Santoecha, in het ziekenhuis zien ze dag in dag uit tumoren voorbijkomen. Ze kunnen al aan de vorm zien of het om een tumor gaat.’ Na dit gehoord te hebben, zakte de moed mij alweer in de schoenen. Het zou nog een week duren voordat ik de officiële diagnose zou krijgen en ik zat alweer in een ontkenningsfase. Die week ging als een waas aan me voorbij. Voor zover ik weet heb ik een aantal boeken en tijdschriften te lezen om de tijd te doden. De dag dat ik mijn officiële diagnose te horen zou krijgen, brak aan. Ik mocht iedereen die ik maar wilde naar het ziekenhuis meenemen om me te ondersteunen. Eigenlijk had ik de bui al moeten zien hangen.
Wordt vervolgd