Eind jaren ’70 en begin jaren ’80, de tijd waarin veel Surinaamse Nederlanders de overtocht wagen naar Nederland. Mijn ouders hebben veertien kinderen. Waarvan er tien uit hun huwelijk zijn voortgekomen en vier uit het eerdere huwelijk van mijn vader. De oudste drie waren al uit huis, ikzelf was nog niet geboren. Met 10 kinderen, waarvan één baby (mijn twee jaar oudere broer), zijn zij tussen 1975 en 1976 overgekomen. Ze kwamen over in een aantal delen.
Dat moet een hele organisatie zijn geweest. Ik ken die tijd alleen van verhalen. Ik hoor van mijn zussen hoe de aankomst was, dat ze weinig tijd hebben gehad om afscheid te nemen, hoe koud het was toen ze aankwamen. Eén van mijn broers deelde laatst nog zijn schrikbeeld van de kale bomen, dat had iets heel onheilspellends, weet hij me te vertellen.
Ze delen herinneringen van een land wat hun thuisland was en van een land waar ze soms tegen dank en wil een thuisland van zijn gaan maken.
Maar goed deze column gaat niet over hen, dat komt wellicht een andere keer. Deze column gaat over mijn vader. Als ik over mijn vader vertel aan mijn kinderen zeg ik vaak, “Nana was net superman, hij had de zon nodig om zich op te laden.”
Mijn vader (geboren in 1923), heeft zijn hele leven hard gewerkt. Hij kon niet naar school, dat was in die tijd niet ongebruikelijk. Hij werkte op het land, op de markt en startte uiteindelijk zijn eigen supermarkt in Paramaribo. Hij had zich zonder diploma’s, zonder te kunnen lezen en schrijven, zonder kansen opgewerkt tot de middenklasse. Hij was slim, een ‘peoples person’ en hij kon rekenen, dat dan weer wel! Een scherpe geest en een scherpe tong, punctueel en eigenzinnig. Hij kon prachtig zingen, speelde harmonium, dhantaal en dhol. “Ai massra doro, pani kasaba koro,” klinkt het regelmatig in de weekenden.
Hij is geloof ik, tweeënvijftig als hij de overtocht maakt, ik noem hem een avonturier en weet tegelijkertijd dat ik het romantiseer. Hij was natuurlijk een vluchteling, een vluchteling uit Suriname. Hij vluchtte voor een politiek klimaat, van onder andere etnische verdeeldheid, waarbij onzekerheid de boventoon voerde. En hij wilde iets anders voor zijn kinderen. Een beter leven en daar heeft hij (samen met mijn moeder) veel voor overgehad. Hij heeft zich te pletter gewerkt. Zowel in Suriname als in Nederland maakte hij van niets iets.
Bij aankomst in Nederland is het spreidingsbeleid inmiddels ingegaan. Er werd letterlijk verteld dat de Randstad vol zat. Dat het beter was om niet in de Randstad te gaan wonen. Er werd in deze maatregel bedacht dat alle gemeenten met meer dan 25000 inwoners verplicht werden gesteld Surinaamse migranten te huisvesten en toegang te verlenen tot de lokale arbeidsmarkt. Mijn vader was een praktische man, een nicht van hem woonde in Friesland, in Lemmer en daar was werk. En zo werden elf kinderen verplant en schoten zij wortel tussen de pompeblêden en de sûkerbôle.
Bapa (papa) werkte zich drie keer in het rond, pakte alles aan, van kaasfabriek tot fietsenfabriek, want zonder diploma kan je nu eenmaal niet een carrière opbouwen in Nederland. Zo ging hij met zijn gezin van middenstand naar achterstand. Hij was 52 toen hij aankwam en met zijn 65ste was het tijd voor pensioen, in totaal dertien jaar in loondienst in Nederland. Maar dat blijkt in de werkelijkheid niet voldoende om een pensioen op te bouwen. We kwamen als gezin tekort, dat werd een bijstandsuitkering en een beetje AOW, niet genoeg dus. In het rapport ‘Verborgen Armoede’ (2007) wordt het als volgt beschreven. “Om voor een volledige uitkering in aanmerking te komen moet iemand van 15 tot 65 jaar verzekerd zijn geweest. Een jaar onverzekerd zijn, bijvoorbeeld door verblijf in het buitenland, zorgt voor een korting op de AOW uitkering van 2%. Bij de personen die in Nederland verblijven met een gekorte uitkering gaat het in vier op de tien gevallen om personen die ook in Nederland zijn geboren. De meeste personen met een gekorte AOW zijn geboren in Nederlands-Indië en Suriname.” Zo ook mijn vader, hij was geboren in het Koninkrijk der Nederlanden, droeg zijn hele leven af aan de Nederlandse staat en werd bij aankomst in Nederland gezien als buitenlander. En bouwde nauwelijks pensioen op en kon daarmee niet genieten van een leven als gepensioneerde. Nee, na veel en hard werken, kwam veel en hard werken, alleen niet meer in vaste loondienst.
Het kwam aan op creatief zijn als gezin, veel thuiswerken en op het land, we woonden tenslotte in een streek waar dat kon. Dat werd met het gezin garnalen pellen aan een grote tafel in de bijkeuken, taartdozen vouwen, folders rondbrengen en bollen pellen, lelies koppen en droogbloemen snijden in de vakanties. Wij hebben jong geleerd hard te werken en een steentje bijdragen. Ik weet niet beter dan dat ik, in de vakanties, achterop de fiets bij mijn vader zat. We gingen naar boer Jan, een paar kilometer verderop om te werken. Mijn broers en zussen werkten alle vakanties en zeker in de zomer, dan was er werk zat. Ik wilde mee naar werk, mijn eigen geld verdienen, ik stond er op (soms met tranen in mijn ogen) dat ik ook mee mocht, ik was toen 7. Mijn moeder stuurde me denk ik uit pure frustratie mee. Die eigenzinnigheid had ik van mijn vader overgenomen. Boer Jan vond het overigens prima. Dankzij de creativiteit van mijn vader (en mijn moeder), zijn werkethos en zijn verantwoordelijkheidsgevoel, kwamen we met weinig niks tekort. We hebben geleerd hard te werken en dat is denk ik onze redding geweest. Nu leren we ook los te laten, dat gaat denk ik onze redding worden.
ik ben van de lotha van mijn opa
van mijn geheim en olie in mijn haar
van dat hoekhuis in Friesland
met die rode vlaggetjes in de tuin
waar er elk jaar meer van bijkomen
van daar waar het brood al gesmeerd is
waar de thee en de chocomelk staat te wachten
van de eikenboom die mijn broer plantte
van die complexie die op die van mijn vader lijkt
van die altijd scherpe geest en de tong die daar dan bij hoort
van het bidden in de achtertuin
van het boven naar beneden rennen
en deuren dicht doen (kawaria band kar), als zij dat helpt herinneren
van de jongste van de 14 en van de meisjes van Jethoe
van die ene sterke vrouw van wie wij de naam nog dragen
van het harde werken, dat doen wij nog steeds
van het niets iets weten te maken, altijd!
ik ben van de momenten van geluk en leef er tussendoor
soms vreugde uit een herinnering, maar vaker van alles er tussenin
ik ben van niet alleen maar werken,
dat heb ik geleerd, de toekomst waarvoor is gewerkt
daar leef ik inmiddels in
nu is een beter leven geen leven er tussenin