Ik besloot mijn terugweg naar huis toch te onderbreken. Ik stop niet graag na het werk voor een bezoek aan de supermarkt. Het liefst stap ik na het werk een keer mijn auto in, om er maar een keer uit te stappen bij mijn eindhalte, thuis.
Na een werkdag heeft mijn lichaam geen fut om de auto in en uit te stappen, noch minder om lopend door de supermarket hoofdrekensommetjes te maken. Soms kan het niet anders. Zo ook op deze dag. De stop was noodzakelijk. Ik had het halen van deze boodschappen de afgelopen dagen steeds uitgesteld met de gelofte de spulletjes “morgen” wel te halen. Uitstelgedrag biedt een voordeel: je kan wat tijd vrijmaken. Dat is best handig in dit tijdperk, waarin wij het allemaal eeuwig druk hebben.
Terwijl ik de winkel binnenstapte, belde ik naar huis. Of er iemand iets nodig had, eenmaal ik hier was. Dan hoeft niemand straks nog eruit voor iets. Eenmaal en andermaal gevraagd, niemand had wat nodig. De kids niet, hun papa ook niet. Mooi, dan kon ik gauw de spullen die op mijn lijstje stonden, halen. Ik stopte m’n telefoon in m’n tas en controleerde gelijk of mijn pinpas er zat. Ook possen vergemakkelijkt het leven in dit digitale tijdperk. Terwijl ik liep naar de schappen, overwoog ik toch wat mee te nemen voor de anderen thuis. Iets om later op te knabbelen voor de tv ofzo. Maar eerst de prioriteiten!
De koersontwikkelingen hebben mijn rekenvaardigheid goed verbeterd. Ik kan nu, voor ik bij de kassa ben, uit het hoofd uitrekenen welk bedrag ik moet betalen. Vroeger kon ik dat echt niet, artikelen bekijken met rekensommetjes in mijn hoofd.
Ik had geen lange boodschappenlijst, het waren maar enkele hoognodige spullen. Dat hoefde niet lang te duren. Ik begon mijn rekensommetje. Kijkend naar de verschillende merken per artikel, het goedkoopste uitkiezend, telde ik op. Verbijstering over de binnen enkele dagen omhooggeschoten prijzen probeerde mij af te leiden. Best ingewikkeld om onder die omstandigheden correct te rekenen. Maar wel een goede training voor mijn geheugenmachines. Daar is geen twijfel over.
Fouten waren niet toegestaan die dag, tijd om opnieuw te tellen was er niet. Ik wilde gauw thuis zijn. Ik focuste me goed op de prijzen en de cijfers in mijn hoofd. Ik was onverstoorbaar bezig, toen een stem aan de andere kant van de rij schappen bulderde: “Wat is dat? Waarom pak je dat? Heb je dat nodig?” Ik schrok niet alleen van de zware stem. Vooral de toon deed mij geschokt staan. Bazig, bepalend, respectloos. Ik voelde een rilling, maar probeerde die te negeren en mijn focus te houden bij de cijfers. “Nee, dat laat je staan! Vandaag nemen we dat niet. Waarom heb je thuis geen goede boodschappenlijst gemaakt?”
Mijn sommetjes waren in de war geschopt. De rode draad was ik kwijt. Mijn aandacht was volledig bij de woorden die van de andere kant van de schappen kwamen. Ik stelde me voor dat daar een fors gebouwde man, streng voor zich uitkijkend iemand aansprak. Wie die iemand was, durfde ik niet te raden. Ik hoopte een kind die hij van spullen die niet nodig waren, moest afhouden. “Schiet nu op, we moeten ons haasten”. En daarop antwoordde een zachte vrouwenstem: “Ja, ik ben klaar”.
Ik stond tussen twee rijen schappen. Eerst druk met cijfers, nu stil van de voorstelling die ik me maakte van wat er aan de andere zijde gebeurde: een volwassen man die met een volwassen vrouw sprak over wat wel en niet te plaatsen in de winkelwagen. Ik stond op een en dezelfde plaats en vroeg me af hoe dat kon, zo in het openbaar op zulk vernederende manier. Ik staarde nog naar de artikelen voor mij, toen ik de stem vlak bij mij weer hoorde: “En nu gaan we eruit.” De twee waren gelopen naar waar ik als genageld stond. Ze liepen langs mij om naar de kassa te gaan. Het was een korte, ongezond dikke man gekleed in een mouwloze trui en een korte broek. Een tas hing diagonaal aan zijn lijf. Ik schatte hem in de dertig. De tas was groot genoeg om de helft van zijn bolle buik te beslaan. Achter hem aan een slanke dame, waarschijnlijk ook in de dertig. Ik kon mezelf niet weerhouden hen na te kijken. Geen ene rekensom interesseerde mij meer. Ook de hoge prijzen liet ik voor dat moment op de artikelen staan. Mijn verstand probeerde te vatten wat mijn ogen zagen en mijn oren gehoord hadden. Een jonge vrouw die zich ondergeschikt opstelde tegenover de man. Zij was geheel afhankelijk was van zijn grillen, vooral van zijn portemonnee. Dus tolereerde ze zijn onbeschoftheid in het openbaar. Ze was zijn gedrag blijkbaar gewend. Wist ze wel beter? Was het haar keus, of waren het omstandigheden die haar dwongen bevelen uit te voeren? Het gênante voorval deed mij hen openlijk nakijken tot ze uit mijn gezichtsveld waren.
Ik liep naar de kassa met verschillende vragen in mijn hoofd, die hadden niets met prijzen en berekeningen te maken. Ik plaatste mijn boodschappen op de toonbank en haalde mijn pinpas tevoorschijn. Het was nu de beurt aan de winkelier om het rekensommetje te maken. Dat zou hij heel goed uit het hoofd kunnen, maar omwille van het bewijsje gebruikte hij zijn telmachine. Terwijl hij secuur uitrekende, bekeek ik mijn pasje. Ik zag mijn naam staan. Mijn pinpas. Waarmee ik mijn bijdrage in de levensonderhoud en nog meer van mijzelf en mijn gezin kan doen. Twee inkomens, van man en vrouw, zijn niet alleen noodzakelijk voor de levensstandaarden van een gezin vandaag de dag. Maar de eigen inbreng van de vrouw in het huishouden, hoe klein dan ook, maakt haar onafhankelijk.
Jammer dat niet elke vrouw voor haar onafhankelijkheid kan kiezen. Modern vergeleken met het verleden, toch biedt de tegenwoordige tijd genoeg redenen en manieren om haar ondergeschikt, minderwaardig, achtergesteld te houden. Betreurenswaardig is dat.