Van mij wel! Als Hindoestaanse gemeenschap stellen wij hoge eisen aan een pandit. Zo moet hij/zij een vegetariër zijn, een zuiver moreel kompas bezitten, kennis hebben van de heilige geschriften, onbaatzuchtig zijn, van een borrel afblijven etc.
Ik zal mijn standpunt verduidelijken aan de hand van een anekdote uit de Lokmanya Gita. God Indra had een vloek uitgesproken, dat er gedurende een periode van twaalf jaar een grote droogte in India zal heersen. Het gevolg van deze droogte was een vernietigende hongersnood. Evenals vele anderen leed ook Vishamintra (leermeester van Shri Rám bhagwán) en zijn gezin honger. Op zoek naar voedsel kwam hij aan in een dorp van de Chandáls. Deze Chandáls (zou het Sarnámi woord candál, ondeugendheid, hiervan zijn afgeleid?) aten kadaver van honden. Vishwamintra stal het achterste deel van een hond, en at het smakelijk op. Hij werd echter betrapt door een Chandál en deze reageerde geschokt. “U bent een brábhan, u mag geen vlees eten. Het is onrein, bovendien, u eet ook nog eens het achterwerk van de hond, dat is dubbel onrein”. Vishwamintra legde de Chandál uit, dat nu er een hongersnood heerst, je vlees mag eten anders, ga je dood! Het zijn van een vegetariër is met andere woorden geen absolute vereiste voor een brábhan. Dit geldt naar mijn mening ook voor een pandit. Hoewel de omstandigheden nu niet te vergelijken zijn met een hongersnood, stel ik wel andere eisen aan de pandit. Zo moet de pandit ter zake competent zijn, dat wil zeggen, dat hij kennis moet bezitten van de heilige boeken en ook in staat moet zijn om die wijsheden hieruit over te brengen op de gelovigen. In veel gevallen valt dit bitter tegen. De metaforen die ze gebruiken om een verbinding te maken tussen de heilige geschriften en het nu, is vaak gebrekkig dan wel ronduit belachelijk. Ik geef u een voorbeeld. Ik hoorde een “vermaarde” pandit tijdens een marni (rouwdienst) prediken over de dag des oordeels, over de hemel en de hel.
Volgens mij bestaat er binnen het hindoeïsme geen hemel of hel. De kern van het hindoeïsme is het karmábeginsel en de reïncarnatie: wat je zaait zal je oogsten en is vervolgens bepalend voor je reïncarnatie. Ik ga er aanstonds van uit, dat die man te goeder trouw was, maar wat hij predikte, klopte niet.
De pandit heeft in vroegere tijden een belangrijke rol gespeeld binnen de Hindoestaanse gemeenschap. Reeds tijdens de immigratieperiode van 1873-1916 was de rol van de pandit op de plantages van groot belang. Zo waren ze onontbeerlijk bij de uitvoering van de noodzakelijke rituelen bij de geboorte van een kind of bij het overlijden van iemand. Maar ook bij het sluiten van huwelijken. Vaak was het ook de pandit die de rol van aguá had om potentiële bruidsparen aan elkaar te koppelen. Hoewel in beginsel de rol van een pandit alleen is weggelegd voor brábhans, speelde de kaste-afkomst op de plantages geen of een geringe rol. Vanwege een tekort aan brábhans op de plantages kon iedereen die de rituelen kon uitvoeren zich toen uitgeven voor een pandit. Bovendien, reeds bij de registratie van de emigranten in India is een loopje genomen met de kaste-afkomst. Zo waren er ook boro-man brábhans! De pandits hebben ontegenzeggelijk gezorgd voor de continuïteit van de religieuze traditie binnen de Hindoestaanse gemeenschap. Een prestatie waarvoor ze niet genoeg erkenning hebben gekregen. Bij deze dan!
Maar helaas is die rol verdampt dan wel getaand. En dat is een pijnlijke constatering. Dit hebben ze overigens aan zichzelf te wijten, ondanks het feit, dat de maatschappij grondig is veranderd ten opzichte van de immigratieperiode. Een van de redenen is dat de pandits geen toereikende opleiding hebben om de huidige gemeenschap de diepere betekenis van de mantra’s en rituelen uit te leggen.
Een ander belangrijke reden is, dat een pandit verworden is tot een zzp’er. Zijn verdienmodel is het uitvoeren van rituelen. Zo schroomde onlangs een pandit niet om zonder blikken of blozen voor ééndaags crematieritueel € 1.500 te vragen! Inclusief reistijd zou hij hoogstens vijf uur kwijt zijn. Dit leidt tot een uurtarief van € 300. Ik hoop dat hij zijn verdiensten keurig opgeeft in zijn belastingaangifte onder aftrek van de kosten. Voor elke tegenslag in het dagelijkse die een gelovige tegenkomt en een pandit consulteert is de diagnose van de pandit, dat er iets mis is met je grah. Vervolgens draaft een hele consortium van pandits op voor een eendaags ritueel en de gelovige is weer een paar duizend euro armer. Na een jaar mag het ritueel worden herhaald, immers het verdienmodel werkt tot in perfectie.
Ik las dat een pandit in Suriname is veroordeeld tot een gevangenisstraf omdat hij een relatie had met een getrouwde vrouw. Door deze veroordeling heeft de pandit enorme imagoschade geleden en hij hierdoor zijn beroep als pandit niet meer kan uitoefenen. Ik zou deze pandit zeker niet cancelen. Hij is ook maar een mens: ook een pandit kan verliefd worden. Dit doet mij denken aan het verhaal van de priester die betrapt werd tijdens zijn bezoek aan een prostituee. Hij legde aan deze kerkganger geduldig uit, dat hij als priester meer de functie heeft van de bewegwijzering op de grote wegen. “Ik geef de richting aan mijn kind, ik hoef de richting niet zelf te volgen”.
Kortom, ik heb liever dat een pandit die een biertje doet, dan een die gebrek aan kennis heeft. Ik heb liever een pandit die doksá eet, dan dat hij woekerprijzen vraagt voor een dienst. Van mij mag een gescheiden pandit weer een huwelijk sluiten dan dat hij met kwakzalverij mensen belazerd.
Mijn hoop is gevestigd op mijn neefje Ranveer van twaalf jaar. Hij kan nu zelfstandig een hawan (vuuroffer) uitvoeren. Echter, hij eet graag harná ke gosh, een patáká ke muri in titá titá surwá, is een fervente jager, danst de londá ke nác, zingt baithak gáná en doet het fantastisch op school. De ideale pandit voor de toekomst!