Als ik Fatiema, zeventig plusser, toevallig ontmoet wil ik iets weten over iemand anders, zij informeert mij wanneer de persoon er met vakantie zal zijn, opdat ik het zelf aan haar kan vragen. Over een ander mag ik haar bellen, hetgeen ook plaatsvond. In een lange telefoongesprek betreurt ze het dat ze geen aantekeningen heeft gemaakt over haar eigen levensloop. We maken een afspraak om dat alsnog samen te doen met onderstaand resultaat.
Ik ben geboren en getogen in een joint- family. Mijn vader was de oudste van zeven kinderen, hij had een houtzaagmolen, zijn vader (mijn dada) was een beetje ziek. Dada(=grootvader) bezat percelen op het platte land die hij verhuurde, daar is lang geleden ook een straat naar hem vernoemd. Naderhand is hij dichterbij de stad gaan wonen met alle kinderen. Hij is zesenzeventig geworden. Van hem mochten we geen Sranang Tongo praten, wel Nederlands en Hindostaans. Hij maakte iedere keer een opmerking erover. Zijn protesten hebben niet veel uitgehaald ook al fungeerde hij als hoofd van het gezin. We woonden tussen de creolen, zaten met hen op school en speelden met elkaar, meer niet. Met betrekking tot de vrouw was zijn motto: “een man mag geen vrouw slaan, zij heeft het recht om niet geslagen te worden”. Hij heeft Koranles gegeven. Zijn vader, mijn Perdada, is nog van Fiji naar India gegaan om van India naar Suriname te immigreren, het was een lange slanke man met Chinese ogen. Ik vond het gezellig met de grote familie van vaders kant, we hebben nog steeds leuk contact met elkaar. Mijn moeder sprak wel het Hindostaans, zij had maar een paar klassen van de lagere school doorlopen. Met dertien was ze al getrouwd.
Op zondagen gingen we naar Nanie( =Oma v Moederskant) op het platte land, daar was het heel leuk, er stonden werkelijk alle vruchtbonen op hun grond; dat was van Djamoen tot Maripa en suikerriet, alles was er. We hengelden in de sloot maar ook in de visgaten. Ze hadden ook alle dieren en gevogelte zoals de koeien in de “sabana”, duiven in de hokken, eenden, schapen en geiten. Met onze oudste khala hadden we geen contact, omdat ze niet veel mocht. Nu pas heb ik haar kleinkinderen leren kennen.
Dadie ( = de moeder van mijn vader) was een vrouw met aan iedere oorschelp zeven gouden oorringen, aan de oorlel had ze een djoemka oorbel. Haar kleding bestond uit een lange rok en bloes. Ze werd Nettie genoemd. Aan de nek had ze de hasoelie en aan de enkels een kerra (enkelsieraad), ze rookte blaka tee (=zware shag). Ik weet nog dat ze vroeger werden genoemd naar de dag waarop de geboorte plaatsvond zoals Djoemratan (Vrijdagnacht=djoema nacht), Soebratan (Soebraat nacht=viering voor het vasten) Senietjrie(=zaterdag geborene), Etwarja( =zondag geborene), Somarja(=maandag geborene), Mangrie(=maandag geborene) Boedhia(=woensdag geborene). Ik weet wel wat over de immigranten hoor!.
De moeder van mijn dadie kwam ook uit India, ze was klein en had een donkere huidskleur. Dadie is drieëntachtig geworden, ze overleed aan een ontstoken galblaas, kwam te laat aan in het ziekenhuis. Het was een flinke, bijdehante vrouw. Aan de Hindostanen, bij het ronselen, was beloofd dat ze in Suriname goed gingen verdienen. Na hun contracttijd hebben ze grote lappen grond gekregen, die mijn familie verhuurde.
De positie van oudste schoondochter hield voor mijn moeder in, dat ze alle huishoudelijk werk deed voor een ieder in huis en dat waren een dozijn mensen. Een khala (=tante van moeders kant) kwam na haar scheiding ook bij ons inwonen. Het koken vond eerst, dat was in de jaren 1940, plaats op de tjoelha ( houtvuurfornuis), daarna op de koolpot met houtskool, opgevolgd door de primus ( kookstel dat met brandspiritus brandde) tenslotte kwam het gasfornuis in 1950 ( het gas zit in een bolle ijzeren fles, de gasbom). Het water kwam eerst uit de waterput, weliswaar gecementeerd. De emmer aan een lange touw, werd met een bepaalde techniek in de put gezakt waardoor het vol liep, om het daarna omhoog te trekken. Later kregen we allemaal waterleiding. Het huis, de keuken en de badkamer stonden in een U vorm bij elkaar. De wc stond helemaal achterin. In die tijd was de hele buurt ongeveer op die manier ingericht.
Ik was de jongste uit ons gezin waardoor ik door iedereen maar dan ook iedereen werd verwend, ik hoefde niet eens een glas water te pakken. Het eerste kind van mijn ouders, een zoon, is overleden. Daarna hebben ze een paar dochters gekregen. Ik herinner mij niet dat mijn ouders gerouwd hebben of naderhand verdrietig zijn geweest om dat verlies. Plichten hebben misschien harder geroepen. Mijn moeder was een gesloten, lieve ,zachte vrouw. Later heeft ze wel over droefenis gepraat; onder andere wat haar is aangedaan. Gelijk er achteraan strooide ze zand erover omdat die mensen er niet meer waren. Financieel is ze niets tekort gekomen, ze kreeg wekelijks een bedrag van mijn vader, hij kleedde haar graag naar de laatste mode, hij was kleermaker en stoffenverkoper. Op de fiets ging hij naar de districten met lapjes stof. Waar er geen fietsen mogelijk was, werd de boel, ook de fiets op de schouders geladen.
Zodra mijn vader een nieuwe bezending binnen kreeg, combineerde hij de juiste stoffen bij elkaar met bijpassende oorhnie ( doorzichtige losse hoofd bedekking) voor mijn moeder. Van hem moest ze er leuk uitzien, misschien was dat tegelijkertijd reclame voor zijn handel. Zij stond naast hem in de zaak. Over haar geld mocht ze zelf beslissen. Het meest werd uitgegeven aan leuke tassen, schoenen en ander moois, zij was modebewust. Wij kregen zakgeld van hem. Mijn ouders gingen samen uit en kwamen samen thuis. Ik denk dat hij een goed voorbeeld te geven had. Hij was behalve oudste kind ook weesvader en behoorde tot het bestuur van de Surinaamse Islamitische Vereniging. Het kan, dat die groep tevens de oprichters waren van de “Ahmadya djamaat” in Paramaribo, dit zal wel in een boekje staan.
Wat ons betrof, ging vooral mijn vader ervan uit dat zijn dochters zich zo goed mogelijk moesten ontwikkelen,aangezien hij geen zonen had. We hebben alle drie, behalve middelbaar onderwijs ook het rijbewijs gehaald zodra we de leeftijd daartoe bereikt hadden. Hij heeft ook zijn broers en anderen gemotiveerd om iedereen verder te laten studeren. Er kwam kritiek van buiten vanwege ons gedrag met betrekking tot fietsen, scholing na de lagere school, het rijbewijs en auto rijden, de spijkerbroek en ons uitgaansleven.
Terwijl ik op de Mulo zat deed ik ook de Vierderangs cursus, (zij instroom voor onderwijzer) heb nog zelfstandig op de lagere school voor de klas gestaan. Naderhand koos ik toch voor een baan op kantoor, heb typen en steno geleerd. We hebben alle ruimte gehad om ons te ontwikkelen, ik ging ook naar de bibliotheek in de directe omgeving, heb veel gelezen. Andere uitjes waren ook mogelijk zoals schoolreisjes, picnicken op bosbievak, blaka watra en Cola kreek. We gingen in verschillende auto’s met de grote familie. Mijn vader bracht en haalde ons weer op van andere activiteiten. Na de middelbare school was de kweekschool A voor kleuterleidster en de Kweek B, vergelijkbaar met de Pabo mogelijk. Ik weet niet of de AMS al bestond. Voor de rechtenstudie en de artsenopleiding ging men toen naar Nederland. Terwijl ik op kantoor werkte deed ik ook kapperswerk omdat ik het leuk vond. Mijn inspiratie haalde ik uit de kapsels van filmsterren. Het was geen probleem voor mij om zelf te experimenteren, ook met permanentvloeistof dat ik bij de chinees haalde, de beschrijving voldeed. Toen een blanke Nederlander met een Antilliaanse echtgenote uit Curacao hun kapperszaak zaak opende, ben ik gaan solliciteren, ze hadden iemand nodig. Van hun mocht ik demonstreren wat ik kon en ik kon al heel wat; zoals heel lang haar opsteken. Bij hun heb ik het vak verder geleerd gedurende vier jaar werken. In die tijd opende ook Kapsalon Rani ,eerste hindostaanse, haar deuren.
De klap van mijn leven kreeg ik toen mijn vader plotseling, zonder een dag ziek te zijn geweest, aan een hart aanval overleed. Ik was ’s morgens nog bij hem in de zaak, na een paar boodschappen zou ik weer naar hem toe gaan. Er was werkelijk niets aan de hand met hem, hij had zich ’s morgens nog netjes geschoren omdat hij ’s middags naar de begrafenis van een klant zou gaan. Zodra ik uit lijn twee stapte om naar huis te lopen, ving een buurman mij op met de woorden: “waar was je, ze zoeken je, je vader is overleden”. Van ontsteltenis ben ik de straat opgerend voor de wielen van een busje die heel hard heeft geremd. In het ziekenhuis aangekomen zag ik een heleboel mensen hetgeen mij liet beseffen dat het echt gebeurd was met mijn vader. Op het moment dat het besef echt doorgedrongen was, ben ik flauw gevallen. Na de begrafenis ben ik drie weken opgenomen geweest, misschien was ik in shock geraakt. Ik was amper twintig, voelde mij nog kind, de buurman een volwassen man, had het bericht met beleid mogen brengen.
Kort erna ben ik getrouwd zonder al teveel toeters en bellen. De ambtenaar is aan huis geweest. Mijn man ontmoette ik toen ik zijn zus ging opmaken voor haar huwelijk, ik was ondertussen ook de visagist van die tijd in Paramaribo. Alle filmsterren uit India zijn eerst door mij onder handen genomen voor de rest van Suriname ze op het podium te zien kreeg. Ik laat je foto’s en handtekeningen van allemaal zien. Daar sta ik gekleed in mini volgens de mode van toen.
Eigenlijk had mijn man in die tijd verkering tot hij mij zag, hij was op slag verliefd en maakte het ter plekke uit met zijn toenmalige, niet hindostaanse vriendin. Zij was ervan op de hoogte, hij had haar gezegd, dat hij met een hindostaanse zou trouwen en zij had dat gerespecteerd. Ook zijn zus pleitte voor mij. We hebben een pracht huwelijk gehad. Omtrent het bruidsgeschenk, Meher ki paisa, wordt doorgaans aan de bruid gevraagd of ze het eens is met het bedrag dat ze van haar man zal krijgen op de dag van het huwelijk. Ik was door mijn schoonvader geadviseerd om het dubbele te vragen, standaard was vijfentwintig gulden en een kwartje, bedoeld voor de eerste uitgaven. Het bedrag dat ik kreeg, was goed voor twee gouden munten met het gezicht van de Amerikaanse President John F. Kennedy. Bij welke gelegenheid die geslagen waren weet ik niet meer.
Ter ere van de geboorte van de kinderen werd er een schaap of een geit geslacht (= Hakieka) voor een meisjesbaby werd het eentje en voor een jongetje twee. Dit staat in onze heilige boeken.
Op zeventig jarige leeftijd is mijn man, zeven jaar geleden overleden. Het heeft mij verbaasd dat er mannen klaar stonden om, om mijn hand te vragen, zelfs personen die nog getrouwd waren. Maar geen haar op mijn hoofd, heeft ooit aan een volgend huwelijk gedacht, Ik heb een veel te leuke echtgenoot gehad.
Na het overlijden van mijn vader ging eerst mijn Zus met mijn moeder in het bedrijf staan, na haar vertrek, nam ook ik ontslag om het te runnen. Ik heb nog met eigen geld gemoderniseerd. Maar door de politieke ontwikkelingen restte ook mij niets anders dan de boel opdoeken. Kopstukken als Lachmon, Pengel en Bruma hadden de bevolkingsgroepen behoorlijk tegen elkaar uitgespeeld. Vooral Hindostanen moesten het bekopen, hun winkels werden bekogeld. Voor mij werd het onmogelijk en eng om in mijn eentje in de winkel te staan, in die tijd verkocht ik ook minder. Vooral Bruma met zijn communisme had de creolen tegen de bemiddelde hindostanen opgehitst. Omdat diefstal en plundering toe nam, werd het dieven ijzer voor deuren en ramen geïntroduceerd. Als er geen inkomsten zijn, kunnen er ook geen schulden betaald worden. Ik heb de zaak verkocht en ben naar Nederland vertrokken. Eerst ging mijn man, twee maanden later volgde ik. Hier werden we opgevangen door zijn broer in Zundert, ik kon gelijk aan het werk. Later zijn we naar mijn Zus in de grote stad gegaan, ook daar had ik gelijk een baan, op een bank. Daarna heb ik ook bij andere instanties gewerkt net als in Suriname bij verschillende Ministeries. Nu geniet ik in een ruim en sjiek huis met leuke buren van mijn pensioen, binnenkort ga ik voor een paar maanden naar Italie bij mijn dochter.
Ik herken in Fatiema een pittige assertieve flinke vrouw. Het heeft mij verrast om van haar te horen hoe ze in de verschillende fasen van haar leven, telkens weer verschillende potten op het vuur had staan. Zodra ze maar twee vliegen in een klap kon slaan, heeft ze die kansen ook gegrepen. Voor iemand uit de middenklasse met een mooi gezicht en carriere vind ik dat zij zich met nul kapsones opstelt. Zij heeft het recht om een modepop genoemd te worden hetgeen ook te zien is op plaatjes.