Een bekend item in veel Surinaamse huishoudens is de kokosbezem ook bekend als een ‘pointa-broom’ in het Caraïbisch gebied. Sommige mensen noemen het “kokosbezem” omdat het hoofdbestanddeel nerven zijn van de bladeren van een kokospalm.
Anderen noemen het weer printa-bezem. Hier heb je liefst groene kokospalmbladeren voor nodig want deze zijn makkelijk van het bladgroen te ontdoen. Verder heb je alleen een mes nodig want de constructie is simpel, het is niet meer dan het ontdoen van het groene gebladerte zodat de flexibele gele nerf overblijft. Deze worden vervolgens gebundeld en bij elkaar gehouden door een lint, rietje of touw.
Pas gemaakte bezems hebben meestal zachte punten die ideaal zijn voor het vegen van harde oppervlakken binnenshuis (hout of tegelvloeren) maar ook om een laken glad te strijken op het bed. Naarmate bezems vaker worden gebruikt en ouder worden, worden ze soms geknipt en korter gemaakt, waardoor het dikkere uiteinde van de nerven overblijft. Deze ingekorte borstelharen zijn dan harder. Zo zijn deze bezems duurzaam en geschikt voor gebruik buitenshuis, zoals het vegen van buitenvloeren, looppaden, opritten, enz…
Er zijn verschillende tradities verbonden aan de bezem. Groepen vrouwen in dorpen in Guyana kwamen bijeen om de takken (het zijn in feite de bladeren) van kokospalmen te verzamelen. Ze gingen samen de bezems maken; dit zou de socialisatie van de gemeenschap bevorderen, waarbij de vrouwen veel ‘informatie’ onderling uitwisselden.
Verder worden deze bezems (eigenlijk de nerven) ook voor andere doeleinden gebruikt. Met de populariteit van vliegeren rondom de paasvakanties, gebruikten veel kinderen de nerven van de kokospalm om hun vliegers te bouwen. Het lichte gewicht maar ook de duurzaamheid zorgde voor een sterke vlieger (fefi printa = 5 stokjes) die niet moeilijk is om mee te vliegeren.
Van het groene gedeelte van de bladeren maakten wij dan windmolens, harmonica-slangen, polshorloges etc… En wat dacht je van de ‘bezem’ die gebruikt wordt bij ‘láwá bhudje’. Je hebt dan een ongebruikt exemplaar, ongeveer 3 cm diameter, die je dan onderste boven hanteert om de rijst te poffen die later bij de huwelijksceremonie wordt gebruikt. Bijna elk hindoestaan is op deze manier met zijn/haar beloofde huwelijkse trouw hieraan verbonden.
Trinidad
Een Trini-moeder uit de jaren ’60 ging niet naar de bouwmarkt als ze een bezem nodig had: ze maakte haar eigen cocoyea-bezem van kokosbladeren. Vandaag de dag vind je in sommige huizen nog steeds cocoyea-bezems die gebruikt worden om bijvoorbeeld de tuin te vegen. De ouderen daar, geloven nog steeds dat niets de vloer en de tuin zo goed kan vegen als een cocoyea-bezem, omdat deze vuil en stof kan verwijderen uit moeilijk bereikbare hoeken, zelfs onder bedden.
De cocoyea-bezem was volgens dorpsoudsten ook een krachtig wapen tegen kwade geesten. Het werd gebruikt door het dorpshoofd om kwade geesten weg te slaan bij degenen die bezeten waren. Het werd ook gebruikt om het ritueel van “jharaying” (jháre in het Sarnámi?) uit te voeren om mensen met “malyeax” (maljeau/boze oog/najar) te genezen.
De mythe zegt dat je hem rechtop bij de deur moet zetten en de dorps-soucouyant zal niet naar binnen stappen. Een soucouyant zou een tovenaar of heks zijn die overdag als een oudere man of vrouw onder de mensen leeft. (Een variant op de Surinaamse asema?)
Of dat je de bezem niet tegen anderen aan mag laten komen terwijl je veegt, anders zullen ze niet trouwen, of als je iemand ermee slaat, zullen ze ofwel niet trouwen of zal hun huwelijk zal niet lang standhouden of zoiets.
In Suriname kregen we als kinderen te horen dat we de bezem nooit tegen mensen of honden aan mochten laten komen, omdat ze dan zouden gaan hoesten en ziek zouden worden.
Door de hoestende honden van zo’n bezem te laten eten zou het overgaan. Wat deden ze met de hoestende mensen? Dat weet ik niet en misschien zijn er nog meer dingen waarvan we niet op de hoogte zijn.