Hindostaans materieel erfgoed: een inventarisatie
Wat brachten de Brits-Indische contractarbeiders mee naar Suriname? Hoewel er tot op heden geen gedetailleerde documentatie bestaat over de bezittingen die zij meenamen, weten we dat zij een rijke materiële cultuur introduceerden. Deze bijdrage verkent een inventarisatieonderzoek naar objecten die hun oorsprong vinden in India, maar in Suriname een nieuw leven kregen.
Inleiding
Wat namen de eerste migranten werkelijk mee uit India? De meesten hebben slechts een beperkt aantal persoonlijke bezittingen mee kunnen nemen. In de jaren die volgden, groeide het aanbod aan geïmporteerde goederen zoals sieraden, muziekinstrumenten en boeken. Het begrip ‘geïmporteerd’ is hier veelzeggend: het is onduidelijk of ambachtslieden, (bijvoorbeeld goudsmid, kleermaker) al tot de eerste groepen behoorden, of pas later arriveerden. Zodra zij aanwezig waren, rijst de vraag of zij traditionele Indiase objecten reproduceerden of hun ambacht aanpasten aan de lokale context. Vermoedelijk maakten zij wat gevraagd werd, met de middelen die beschikbaar waren. Daarbij lieten zij zich mogelijk inspireren door objecten van andere bevolkingsgroepen, zoals Afro-Surinamers, Chinezen en christelijke gemeen-schappen.
Onderzoeksopzet
Deze inventarisatie pretendeert niet wetenschappelijk te zijn. De objecten zijn verzameld op basis van literatuur, mondelinge overlevering, persoonlijke herinneringen en fotomateriaal. Er is geteld, gealfabetiseerd en vooral veel gezocht naar informatie over naamgeving, ontwerp, gebruik, betekenis en herkomst. Waar mogelijk is elk object gekoppeld aan een foto uit Suriname, bij voorkeur ouder dan vijftig jaar. Deze beelden dienen als visueel bewijs van het bestaan en gebruik van het object in Suriname.
Gahaná aur kapará – Sieraden en kleding
Het onderdeel sieraden en kleding omvat respectievelijk meer dan 90 en 30 objecten. Vooral de sieraden vormden een uitdaging vanwege het gebrek aan betrouwbare informatie. De zoektocht naar namen bleek tijdrovend: namen uit een specifieke regio in India reisden mee naar Suriname en transformeerden daar in het Sranan Tongo of Nederlands. Veel ornamenten zijn inmiddels onbekend bij de jongere generaties, wat het zoeken bemoeilijkt. Online bronnen zijn vaak onduidelijk: vrouwen dragen meerdere sieraden tegelijk, zonder dat elk ornament afzonderlijk benoemd wordt. Hierdoor blijft identificatie vaak giswerk, variërend van “zeker weten” tot “mijn áji (oma) had zoiets”.
Sieraden waren niet alleen esthetisch, maar ook functioneel. Ze maakten deel uit van de bruidsschat en dienden als traditionele vorm van sparen. Regelmatig werden ze als onderpand gebruikt bij het lenen van geld, vaak bij pandjesbazen van Portugese afkomst of vermogende ex-contractarbeiders.
Indiase bruiloften waren kleurrijke gebeurtenissen. Vrouwen droegen sierlijke sari’s, wijde rokken (ghangari’s), kleurrijke jhulá’s (lijfjes) en lange orhni’s (sluiers), gecombineerd met een rijkdom aan sieraden: van hoofdversieringen (sirbandi’s) en oorbellen (báli’s, karanphul, jhumká’s) tot neusringen (naths), kettingen (chandarhars, tilari’s), armbanden (kará’s, curs, bazubandhs) en enkel- en teenringen (bichuá’s). Elk sieraad vertelt een verhaal, vaak met diepe symboliek. De mangalsutra staat voor het huwelijk, de bichuá voor de menstruatiecyclus. Hoewel traditionele sieraden minder vaak worden gedragen, zien we een heropleving in moderne ontwerpen die klassieke elementen combineren met eigentijdse stijlen. Originele gouden of zilveren sieraden uit die tijd zijn waardevolle erfstukken, tastbare herinneringen aan een gedeeld verleden.
Bájá – Muziekinstrumenten
De inventarisatie van muziekinstrumenten omvat meer dan 40 objecten. Muziek speelde een centrale rol in het leven van de Indiase migranten. Zij introduceerden instrumenten zoals de tablá, dholak en sarangi, die toen nog onbekend waren in Suriname. In hun nieuwe omgeving ontwikkelden zij unieke muziekstijlen, beïnvloed door de Bhojpuri-cultuur, waaronder de populaire baithak-gáná. Aanvankelijk werd baithak-gáná gespeeld met sarangi, dholak en dantál. Later kwamen daar harmonium, mandoline, khajari en majirá bij. Uiteindelijk werd de combinatie van harmonium, dholak en dantál de standaard. Er werd geëxperimenteerd met eenvoudiger of moderner materiaal, zoals de bulbultarang. De moderne variant, catni, bevat invloeden uit Latijns-Amerikaanse muziek en maakt gebruik van drums, bongo’s, ritmeboxen en synthesizers. Tegelijkertijd is er hernieuwde belangstelling voor klassieke Indiase muziek, waardoor instrumenten als de sitár, sarangi en tablá weer in gebruik zijn. Sommige instrumenten zijn nog niet volledig beschreven – ruimte voor verder onderzoek blijft, bijvoorbeeld naar lokaal ontwikkelde instrumenten zoals de karhaiyá.
Samán/hathiyár – Gebruiksvoorwerpen en gereedschap
Deze categorie omvat meer dan 60 objecten. Contractarbeiders werkten op het veld en hadden gereedschap nodig, waarschijnlijk verstrekt door hun werkgevers. Maar hoe zat het met keukengerei en huishoudelijke voorwerpen? Voor de contractvrije immigrant was de beschikbaarheid van gereedschap essentieel om op het eigen kostgrondje te kunnen werken.
Sporadisch fotomateriaal en enkele literatuurbronnen over sanskirti (erfgoed) tonen aan dat een aanzienlijk aantal gebruiksvoorwerpen – al dan niet gelijktijdig met de contractanten – in Suriname aanwezig was. Sommige objecten kwamen uit India, andere waren al in Suriname of ontstonden daar. Bekende gereedschappen als bijlen en schoppen zijn buiten beschouwing gelaten. Maar kent u de dheki, bhurki of karhu?
Jaháj – De schepen
Meer dan vijftig schepen vervoerden migranten naar Suriname en terug, al zijn niet alle vaartuigen op foto vastgelegd. In de beginjaren werden houten zeilschepen gebruikt. Met de toetreding van James Nourse in 1861 begon een nieuwe fase: zijn bedrijf introduceerde ijzeren zeilschepen, gevolgd door concurrent Sandbach Tinne and Company. Tegen de jaren 1880 waren houten schepen vrijwel verdwenen. Tegelijkertijd vond wereldwijd de overgang plaats van zeil- naar stoomvaart. Al in de jaren 1860 werd gesuggereerd dat stoomschepen efficiënter waren: goedkoper, veiliger en sneller. Ook het formaat van de schepen nam toe. Waar zeilschepen in het midden van de 19e eeuw 300 tot 400 emigranten vervoerden, groeide dit aantal in de jaren 1880 tot 500 à 600. Begin 20e eeuw vervoerden stoomschepen routinematig 550 tot 650 personen. Minder schepen, maar groter en efficiënter. En… is de juiste Lalla Rookh al gevonden?
Tot slot
Deze inventarisatie maakt deel uit van een bredere inspanning om het materieel erfgoed van de Brits-Indische contractarbeiders in Suriname te ontsluiten. (Kháná, piná aur mithai – eten, drinken en zoetigheid – zijn nog niet eens genoemd!) Over een geschikte vorm van een publicatie zijn we nog in overleg. Bent u liefhebber van erfgoed of nieuwsgierig naar de traditionele cultuur van de Hindostanen? Laat u dan inspireren door dit tastbare erfgoed, geworteld in Uttar Pradesh en Bihar, twee noordelijke deelstaten van India. En mocht u vragen hebben over een voorwerp dan kunt u nog altijd contact opnemen via bijvoorbeeld Facebook of LinkedIn.
Prem Dihal, juli 2025