De landbouwerskinderen kregen steeds meer mogelijkheden om onderwijs te volgen en daar werd massaal gebruik van gemaakt vanaf de dertiger jaren. Eem glimp uit de jaren 1958-‘60 op een lagere school op Kwatta.
Fröbelen
Als je naar school ging, kwam je de eerste dag waarschijnlijk in een fröbelklas. Je was meestal vier jaar oud en de eerste twee jaren bracht je door in de lage en de hoge fröbelklas. Meestal werd de oudste zus jouw begeleider. Mijn oudste zus, die vier jaar ouder is, was dat in elk geval voor mij. Ik kwam in een klas van een juffrouw, iemand van veertig of vijftig jaar, uit de stad. Ze was een doglá, een mix. Volgens mij heb ik de eerste dag niets begrepen van wat zij vertelde en heb ik meer om mij heen gekeken, en vooral naar het lokaal waar mijn zus zat. En toen was er pauze! De bel ging en ik rende naar buiten. En ja hoor, wie stond daar? Mijn zus met een fles melk met een speentje erop. Ja, dat was ons op die leeftijd nog niet afgeleerd. Ik werd dan ook uitgelachen door de oudere jongens terwijl mijn zus zich over mij ontfermde en me aanmoedigde om de melk op te drinken. Naar ik mij kan herinneren, was ik na die dag niet meer zo gehecht aan het speentje.
Wat weet ik nog meer van de fröbelklas? Wij schreven met een griffel op een stukje ingelijste lei. Lekker makkelijk, want als je niet tevreden was over je werk, veegde je het gewoon uit.
De stevig gebouwde juf werd weleens gesard door de grotere jongens van de school. Op een keer stoof ze op hen af, maar net toen ze een van hen te pakken had, struikelde ze in het ruwe zand en maakte ze een lange schuiver over de jongen alsof zij over een kussenrol ging. Ik maakte dat ik wegkwam. De volgende dag had ik met haar te doen, want ze zat onder de schaafwonden.
Sinterklaas
Sinterklaas, gespeeld door juf Nassy, was een raar fenomeen. Hoewel het een spannende gebeurtenis was, paste het op vele manieren niet in de Hindostaanse gemeenschap. Hij zag er gewoon raar uit. Doordat de cadeautjes meestal later in de klas uitgedeeld werden, zagen wij eerst het verband tussen Sint en de pakjes niet of nauwelijks. En als hij er was, was dat op het schoolplein in de schaduw van een grote boom, hij had het natuurlijk erg warm met als die gewaden aan; er werd dan een handvol snoep in de groep gestrooid waar alle kinderen op afvlogen en om vochten. Zwarte Piet was een knecht, dom en agressief en werd getreiterd door de oudere leerlingen en dan sloeg hij erop los met zijn roe. Maar er zal niet hard geslagen zijn. Surprises, gedichten, lootjes trekken? Dat kenden we allemaal niet. Er ontstond dus geen stevig verband tussen de goedheiligman en het cadeau. Maar we hadden toch wel een leuke tijd; wekenlang werden er liedjes geoefend. Er werd zo een spanning opgebouwd. De dag zelf duurde heel lang met name het wachten en dan oppassen voor Zwarte Piet. Rond je zevende verjaardag viel je, ook in Suriname, van je geloof.
Thuis was het dan weer anders: het ene jaar wel cadeaus, het andere jaar weer niet. Eén keer was de buurman Narain in een grijze regenjas met een raar ding op zijn hoofd als Sinterklaas langsgekomen en hij had ons meer bang dan blij gemaakt. Hij had geen Zwarte Piet bij zich. Gelukkig, want het was al eng genoeg. Maar wat vergeet je zo’n figuur snel als hij je een zak met speelgoed heeft overhandigd! Sommige jaren werd je ’s ochtends wakker met heel wat speelgoed aan je voeten. Geen Sinterklaas of Zwarte Piet in de buurt! Dat waren de leukste sinterklaasjaren. Maar ook na 1963, op de Zinniaschool, een lagere school in de stad, had het toch iets raars: Zwarte Piet was niet lief en Sinterklaas was een rare snuiter. Notabene: het was in Suriname Sinterklaas en Zwarte Piet en dus geen Sint en Piet. Piet werd wel vaak Pieterbaas genoemd. Waar was die de baas van, vroegen we ons af.
Vaccinaties op school
In Suriname werden alle kinderen op school gevaccineerd. De vaccinatie was altijd weer een angstig moment voor de kinderen. Je zag het gebeuren, het nam een paar dagen in beslag. Het begon bij de hogere klassen: angst om in de rij staan, wegrennende kinderen, onderwijzers die de kinderen stevig vasthielden en de verpleegster die met een kroontjespen krasjes maakte op de bovenarm zodat het vaccin in de bloedbaan terechtkwam. Daarna was je een paar dagen ziek en niet op school en kon er dus geen nacontrole uitgevoerd worden. Soms ging zo’n vaccinatieploeg de huizen langs. Je moet je de spanning bij de kinderen voorstellen die later aan de beurt waren!
Tandarts op school
Dit leek meer op een veekeuring. “Mond open! Oh, daar zitten de rotte kiezen en tanden!” Ze werden meteen zonder verdoving achter elkaar uitgetrokken. Bloeden dat het deed! Je kon naar de enige waterkraan strompelen en je mond uitspoelen. Duizelig van de pijn moest je door de hete zon naar huis lopen. Het was gewoon productiewerk, aan de lopende band. Meestal werd het uitgevoerd door tijdelijk gedetacheerde tandartsen uit Nederland.
Volledigheidshalve moet gezegd worden dat gebitsverzorging, lees hygiëne, te wensen overliet. Thuis moesten wij bij tijd en wijle onze tanden schuren en poetsen met fijn gemalen houtskool en het tandvlees met zout inwrijven en masseren. De tanden werden wel wit door de houtskool, maar het zette preventief geen zoden aan de dijk. Want je zou elke dag goed moeten poetsen. En het was belangrijker om te flossen. Maar flossen was in de periode van mijn lagereschooltijd iets onbekends. Tandenborstels werden eens in de zoveel tijd gekocht. Had je er geen, dan kon je een takje van de guaveboom aan één kant pletten en dat als een soort tandenborstel c.q. ragger gebruiken, een datuin genaamd.
Categorie: Lagere school
Periode: 1958-1963
Bronnen: Eigen ervaring
Foto zoeken